In 2016 verscheen het prachtig uitgegeven boek ‘Voorschoten tussen 1200 en 1400 Een ambacht in het graafschap Holland’¹ door Marijke Reinsma.
In deze periode was Voorschoten heel welvarend. Van de onderwerpen die in het boek aan de orde komen, zijn nu nog steeds sporen te vinden. Zoals kasteel Duivenvoorde, de paardenmarkt, de Laurentiusparochie de Leidseweg/Veurseweg die al in de Middeleeuwen de doorgaande weg was. Over Voorschoten gedurende dit tijdvak was nog niet geschreven. Marijke heeft al heel wat publicaties op haar naam staan, maar die hadden betrekking op haar juridische vakgebied. Dit is haar eerste boek over Voorschoten en het smaakt naar meer.
In de voorbereiding op het interview kon ik niet zoveel over je vinden, dat maakte me des te nieuwsgieriger naar je achtergrond. Uit wat voor gezin kom je?
Ik ben geboren in Krommenie en op mijn 14e naar Den Haag verhuisd. Mijn vader was historicus en gaf les op een middelbare school. Hij was een vooruitstrevende man voor zijn tijd. Dat ik zou gaan studeren was voor hem vanzelfsprekend. Ik was op het gymnasium al goed in oude talen, dus een studie oude talen lag voor de hand. Maar dat betekende hoogstwaarschijnlijk een toekomst voor de klas. Dat zag ik niet echt zitten. Mijn vader adviseerde “Ga rechten doen, dan liggen er veel meer mogelijkheden open.’ Dat advies heb ik gevolgd.
Het werd rechten aan de VU in Amsterdam, afstudeerrichting privaatrecht. De VU was toeval, een groot deel van mijn klas van wat nu christelijk gymnasium Sorghvliet heet ging naar de VU, dus ik ook. Dat bleek een warme omgeving, een kleine vakgroep waar iedereen elkaar kende. Ik werd al gauw gevraagd om student-assistent voor Romeins recht te worden bij P.J. (Koos) Verdam, die naast hoogleraar Romeins recht ook een aantal jaren minister geweest.
Ik las dat je een tijd in Zuid Afrika hebt gewoond en daar ook gepromoveerd bent. Hoe kwam je daar nu toch terecht?
Ik was inmiddels wetenschappelijk medewerker en bij de VU werd wel van je verwacht dat je zou promoveren. Tegelijkertijd wilde ik ook wat meer van de wereld zien. Maar privaatrecht is nu eenmaal niet internationaal. Zuid-Afrika bood een mogelijkheid.
Het Zuid-Afrikaanse recht is een mengeling van verschillende rechtssystemen. Het burgerlijk recht is nog steeds deels gebaseerd op het Romeins-Hollandse recht, dat in de 17e eeuw ingevoerd is toen de Nederlanders zich er vestigden.
Er wordt nog gewerkt met boeken van schrijvers als Hugo de Groot en Johannes Voet. Ik wilde nagaan hoe men in een moderne samenleving kan werken met zo’n oud rechtssysteem. Ik heb daar aan mijn proefschrift gewerkt en tegelijkertijd gewerkt bij een tweetalige, multiraciale universiteit, de Universiteit van Suid-Afrika. Ik ben ruim 5 jaar weggeweest en in 1970 aan de VU gepromoveerd bij W.F. de Gaay Fortman².
Je hebt je enorm ingezet voor een sterk auteursrecht voor schrijvers en vertalers. De Vereniging voor Letterkundigen (VvL) is je hiervoor heel erkentelijk en heeft je in 2015 de VvL-penning toegekend. Wat vond je daar zo belangrijk in?
Ik ben een beetje bij toeval in het auteursrecht beland. Toen ik in 1977 bij het Ministerie van Justitie ging werken kreeg ik de portefeuille auteursrecht. De rechtlijnigheid waarmee de Nederlandse Mededingingsauthoriteit (NMa) vanaf 2004 haar taak om prijsafspraken te bestrijden uitvoerde, stuitte me werkelijk tegen de borst. De NMa was echt op oorlogspad.
Volgens hen moest er ook meer concurrentie komen tussen schrijvers en vertalers. Daarbij ging de NMa volstrekt voorbij aan de scheve machtsverhouding tussen de partijen. Na jaren en jaren waren er eindelijk royalty- en tariefafspraken tot stand gekomen tussen uitgevers en schrijvers en literaire vertalers. Dat beschouwde de NMA als verboden prijsafspraken tussen kartels. Dan moet je weten dat het hierbij gaat om minieme bedragen, vertalers krijgen per woord betaald. Het werd daarom ook het ‘centenkartel’ genoemd. Uiteindelijk is in 2015 in de Auteurswet een bepaling opgenomen die niet echt voldoet, maar wel een heel klein beetje ruimte biedt voor onderhandelingen over tarieven.
Je hebt de wetenschap dus een bepaald moment verlaten?
Niet direct. Bij de VU wilde ik niet blijven omdat ik dan een geloofsverklaring moest afleggen en omdat ik me niet met Romeins recht wilde bezig houden, maar met modern recht.
Voordat ik in 1977 bij Justitie ging werken heb ik nog een aantal jaren bij de universiteit Leiden gewerkt.
Hoe belandde je van juridische vraagstukken in de Middeleeuwen van Voorschoten?
Een collega van de universiteit in Leiden woonde in Voorschoten en toen ik eens een kijkje ging nemen, beviel het me hier wel. Ik woon hier inmiddels al 43 jaar.
Een jaar of 5 geleden had ik behoefte om weer eens een onderwerp uit te diepen. Er is niet veel bewaard gebleven uit de periode 1200 – 1400. Dat maakt het noodzakelijk om te zoeken naar regionale en ‘Europese’ ontwikkelingen en de Voorschotense onderwerpen in een breder historisch kader te plaatsen. Mijn boek bevat dus ook uitleg over de sociale klassen, de rechten en plichten die daarbij hoorden en hoe afspraken over bezit werden geregeld in die periode.
Het boek is prachtig uitgegeven. De afbeeldingen zijn verrassend en van sublieme drukkwaliteit. Hoe kwam je aan die afbeeldingen?
Daar ben ik maanden mee bezig geweest. Ik heb in de databanken van vele bibliotheken, musea en archieven gezocht om beeldmateriaal te vinden, de afbeeldingen die ik wilde gebruiken aangevraagd in hoge resolutie en om toestemming verzocht om ze te publiceren. De beelden moesten een hoge resolutie hebben om de optimale afdrukkwaliteit te krijgen.
Geboorte van Esau en Jacob, door François Maitre, circa 1475-1480, Augustine’s “La Cité de Dieu”, book I-X ) (manuscript “Den Haag, MMW, 10 A 11”). Book 5, 4.
De afbeelding van de barende vrouw is wel heel bijzonder. Het viel me op dat de positie van de vrouw verslechterde naarmate de wetenschap zich verder ontwikkelde. De vrouw werd door allerlei regels steeds meer van het toneel geduwd.
Inderdaad, maar het zijn golfbewegingen. De zelfstandigheid en waardering voor de vrouw vertoont veel afwisseling. Zodra structuren en verhoudingen geformaliseerd werden, namen de mogelijkheden van vrouwen af. Zo hadden vrouwen bijvoorbeeld een grote praktische kennis op medisch gebied. Maar toen aan de universiteiten de medische wetenschap onderwezen ging worden, kwamen er regels en vonden de heren praktische kennis niet meer voldoende. Vrouwen mochten nog wel als ziekenverzorgster en vroedvrouw werken, maar niet meer als chirurgijn. In Leiden was dat na 1441 niet meer mogelijk.
Wat vind je zelf het leukste onderwerp van je boek?
Het hoofdstuk over de markten is wel een lievelingsonderwerp. De jaarmarkt van Voorschoten past in een internationale traditie. In de 13e eeuw, en zelfs eerder, kwamen jaarmarkten overal in Europa voor. Ze bleven lang bestaan, hoewel niet steeds op dezelfde plaats en in dezelfde vorm. De Voorschotense paardenmarkt is er nog een folkloristisch restant van.
In het belang van de handel was het belangrijk dat iedereen de markt ongedeerd konden bereiken. Daarom genoten kooplieden en bezoekers tijdens de markt de bescherming van de ‘marktvrede’. Dat hield in dat ze tijdens de markt niet konden worden opgepakt voor vergrijpen die ze elders hadden begaan. Ook konden hun goederen niet in beslag worden genomen indien kooplieden eerder schulden hadden gemaakt. De marktbezoeker, koper en verkoper, was onaantastbaar. Daar had iedereen belang bij.
Om die onaantastbaarheid duidelijk te maken werd deze ‘marktvrede’ aangeduid met een kruis dat op zijn plaats bleef zolang de markt duurde. Zo’n marktkruis was een oud symbool van overheidsmacht, met de kerk had het niet direct te maken.
Ook de Voorschotense markt was een kruismarkt. Nog altijd wordt in Voorschoten bij de jaarlijkse paardenmarkt een houten kruis in een standaard, een oude grenspaal, geplaatst.
Burgemeester Staatsen plaatst het marktkruis bij de paardenmarkt
Heb je nog nieuwe ontdekkingen gedaan tijdens je speurwerk?
De oorkonde van 1226, waarin Dirc van Wassenaer en zijn echtgenote Berthel aangeven aan wie Duivenvoorde toekomt na hun dood, was een mooie puzzel. De oorspronkelijke oorkonde is verloren gegaan maar er zijn diverse afschriften bewaard gebleven. Wie de oorkonde had opgesteld, was niet bekend. Eeuwen lang deden geestelijken dat. Kloosters waren een bron van kennis en daar bevonden zich de beroepskrachten. Na mijn speurwerk denk ik de opsteller gevonden te hebben: ene Henricus die in 1213 pastoor van de Laurentiusparochie was. En ik heb ontdekt dat er in Voorschoten, net als in andere plaatsen, een gasthuis heeft gestaan, waarin allerlei soorten mensen -zieken, bejaarden, reizigers- werden opgevangen. Dat was ook niet bekend.
Is alles over de geschiedenis van Voorschoten nu wel bekend?
Voorschoten maakte in die periode deel uit van het graafschap Holland. Over het ontstaan van dit graafschap is nog weinig bekend. Dit onderwerp staat nu op de provinciale onderzoeksagenda Archeologie³ . In mei is er een symposium gewijd aan ‘De dageraad van Holland, 1000-1300’. Er zijn enthousiaste mensen bezig om te verkennen welke nieuwe inzichten kunnen worden toegevoegd aan de geschiedenis van het graafschap Holland.
Geschiedenis is nooit af.
Gelukkig maar.
INTERVIEW MET MARIJKE REINSMA
Door: Henny van der Klis
Bronnen:
Marijke Reinsma: Voorschoten tussen 1200 en 1400 Een ambacht in het graafschap Holland ISBN 978-90-71256-52-3 Uitgave: Ginkgo, Leiden. Verkrijgbaar bij de boekhandel en in Museum Voorschoten voor € 18,50
Marijke Reinsma: Het onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechten met betrekking tot onroerend goed in het Zuid-Afrikaanse recht, diss. Vrije Universiteit Amsterdam, 1970. Gedrukt door de Universiteit van Suid-Afrika