De beginjaren van de Opstand in de Nederlanden, ook bekend als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), nemen een belangrijke plaats in de geschiedenis van ons dorp in. Voorschoten en zijn naar schatting 500 inwoners hadden het in het begin van de Opstand zwaar, vooral ten tijde van het beleg van Leiden van 1573-1574. Het was een periode van groot verdriet, ellende, kruitdamp en wanhoop. De oorlog eindigde uiteindelijk met de Vrede van Munster in 1648.

Aanleiding opstand

Zeven Nederlandse gewesten kwamen in opstand tegen hun koning Filips II van Spanje. Het verzet werd aangewakkerd door het verbod van de koning om niet anders te geloven dan in de officiële leer van de katholieke kerk en de daarop volgende brute wijze van geloofsvervolging van de protestanten, de aanhangers van Calvijn en Luther, door de Raad van Beroerten (Bloedraad). Van verdraagzaamheid en naastenliefde was geen sprake.

De protestanten streefden oorspronkelijk naar godsdienstvrijheid, maar door hun bloedige vervolging ontwikkelden ze een haat tegen de rooms-katholieken en schoven ze hun overtuigingen en idealen opzij. Het meest extreem waren de Geuzen die de katholieken die ze tegenkwamen mishandelden of vermoordden.

Door de aanzwellende grieven op de ‘zondige’ katholieke kerk braken er overal in de Nederlanden beeldenstormen uit. Zo ook in Voorschoten. In ons dorp waren het vooral de lokale adel en hun personeel die overgingen tot het nieuwe geloof. De meeste dorpelingen en boeren bleven rooms-katholiek. Dat kon niet verhinderen dat op 26 augustus 1566 het interieur van de katholieke dorpskerk, gewijd aan Sint Laurentius, door beeldenstormers kort en klein geslagen werd. Aanstichters daarvan waren de Voorschotense protestantse edelen Arent II van Duivenvoirde, bewoner van het kasteel, en Jacob Oem van Wijngaerden, eigenaar van Huis Ter Lips.

De grieven tegen het Spaans/Habsburgs bestuur liepen hoog op. De lont in het kruitvat werd de invoering van de tiende penning (een overdrachtsbelasting van 10% op roerend goed) en de twintigste  penning (een overdrachtsbelasting van 5% op onroerend goed) door Alva. De opstand, of anders gezegd de vrijheidsoorlog, begon onder aanvoering van Willem van Oranje. Het werd de geboorte van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Ons dorp maakte daar deel van uit.

De Opstand was naast een vrijheidsoorlog om los te komen van Spanje, ook een burgeroorlog tussen katholieken en Spaansgezinden enerzijds en de protestanten en Oranjegezinden anderzijds. Dat maakt deze oorlog zo complex.

Kastelen verwoest, verschroeide aarde en doodslag

Tijdens de eerste jaren van de opstand zijn vele kastelen, versterkte huizen en boerderijen in Voorschoten en onze omgeving verwoest, in brand gestoken of tot de grond toe afgebroken. Zowel de troepen van de Spaanse koning als die van de Leidenaars en de Geuzen aan de kant van Willem van Oranje waren de boosdoeners van enorme vernielingen. Beide legers hanteerden de tactiek van de verschroeide aarde. Aan beide kanten pleegden soldaten en burgers onderling misdaden en schendingen van het oorlogsrecht. [1]

De gevolgen waren desastreus voor met name het landelijk gebied en zijn inwoners. De plattelandsbevolking leefde in bittere armoede door plundering en brandschatting. [2] Voorschoten was daarop geen uitzondering. Ook hier nam de armoede toe. Wie bezit had vluchtte naar de stad. De Staten van Holland geboden dat ook in een plakkaat [3] voor Rijnland, Schieland en Delfland. Wie toch bleef op het platteland of in de onbeschermde dorpen liep het gevaar te worden geplunderd of te worden gegijzeld. Het platteland was onveilig.

Voorschoten als fort staat op een oude landkaart uit 1580, uitgebracht door Braun en Hogenberg. De kaart is gebaseerd op een ets van Hans Liefrinck die hij in 1574 maakte onder de naam ‘Gezicht op Leiden’.

Vrij schootveld en schansen

De sloop van Voorschoten begon vóór het beleg van Leiden met het besluit van het stadsbestuur om een vrij schootveld te maken door alle boomgaarden en opstallen (buitengetimmerten) in de wijde omgeving,  gerekend 500 roede (bijna 2 kilometer) vanuit de stadsmuur (stadswallen) met de grond gelijk te maken, zodat de Spanjaarden zich daarin niet konden verschansen. Voor Voorschoten betekende dat de  huizen en andere gebouwen langs de Rijndijk, bij Ter Wadding en langs de Leidseweg tot aan de Hofweg werden afgebroken.

De Spaanse veldheer Francisco de Valdés [4] maakte daar dankbaar gebruik van door schansen rondom Leiden te bouwen. Vrij uitzicht was belangrijk. Dan konden de Spanjaarden ook schieten op de stad. In Voorschoten lagen de schansen Jaep Claesz en Waddingerschans. Met de schansen als eerste linie en de dorpen omgevormd tot forten als tweede, werd de stad Leiden van de buitenwereld afgesloten.

Fort Voorschoten

Daar waar Leiden was omsingeld en werd uitgehongerd door het Spaanse leger, werd tegelijkertijd ons dorp Voorschoten door de Spanjaarden ingenomen en omgebouwd tot een fort met wallen, palissades, bastions en een (deels droge) ringgracht.

De Voorschotenaren waren niet meer de baas in eigen dorp, voelden zich gevangenen en moeten zich ‘Spaans benauwd’ gevoeld hebben met zoveel soldaten om zich heen. Ook de inkwartiering van de soldaten bij hun in huis versterkte dat gevoel.

De machthebber van Voorschoten was toen de Spaanse bevelhebber Carion Lopez Gallio. Hij had pal naast fort Voorschoten zijn hoofdkwartier in kasteel Ter Lips genomen. De bevrijding van Leiden werd ook de bevrijding van het bezette Voorschoten.

Impact oorlog gaat verder dan Leiden

Voorschoten werd niet alleen getroffen door het beleg tijdens de Opstand. Tot ver van Leiden is oorlogsschade opgelopen. Het open karakter van Den Haag, het had geen ommuring, vergemakkelijkte het Spaanse leger om het in te nemen en er flink huis te houden.

Het hardst leden de inwoners van de dorpen rondom Leiden onder de krijgsverrichtingen en plunderingen. Illustratief daarvoor is de oorlogsschade en het leed van de bevolking van het tot fort omgebouwde Leiderdorp en het omliggende boerenland. [5]  Hoewel elke vergelijking mank gaat, doet deze oorlog rondom Leiden heel sterk denken aan de oorlog in Oekraïne. De wreedheid is van alle tijden.

Moord en doodslag in 1574. Soldaat schiet man, opgehangen aan handen en voeten, na marteling dood; op de achtergrond Leiden. Fragment uit 17e-eeuwse tekening, bedoeld als ontwerp voor een tapijt. Collectie Leiden en Omstreken.

Den Haag en het Westland

Den Haag en het Westland hebben eveneens geleden onder de belegering van Spaanse troepen. Het was voor de bevolking zwaar, zowel voor, tijdens en na het beleg van Leiden. De bij de dorpsbewoners ingekwartierde Spaanse soldaten waren hard, wreed en woest. Berovingen, vernielingen en afpersingen kwamen veelvuldig voor.

Vooral als er weer eens niet op tijd soldij werd uitbetaald. Dat gaf de soldaten het recht om het zelf met geweld te gaan innen. Huisraad en voedsel, zoals graan en vee, waren geliefde plundergoederen. [6]  Er kwam door de angst voor de terreur een grote vluchtelingenstroom op gang naar de stad Delft en naar plaatsen in het Overmaas gebied. Het Westland ontvolkte. Ook in het Westland zijn veel gebouwen in brand gestoken. Dat gebeurde moedwillig of om te voorkomen dat de vijand er gebruik van kon maken.

Gebouwen en bomen werden verwijderd voor een vrij schootveld en voor het verkrijgen van materiaal voor de bouw van schansen. Het waren niet alleen de Spanjaarden die verwoestingen aanbrachten. Ook Willem van Oranje gaf opdracht gebouwen te slopen, zoals de abdij van Loosduinen en de Delftse kloosters Koningsveld, Sion en het Karthuizerklooster.

Na het beleg van Leiden had vooral het Westland heel veel last van plunderingen door Spaanse en Staatse soldaten, maar ook door Westlanders die na het vertrek van de Spanjaarden de vijand, veelal katholieken en/of Spaansgezinden, van hun vee en inboedel beroofden.

Hongersnood in Leiden en verre omgeving

Leiden leed door het beleg honger. Er kwam geen voedsel de stad in. Het graan in de stad raakte op. Om de Spanjaarden te doen geloven dat er genoeg graan was, lieten de Leidenaar hun stadsmolens voor niets draaien. Ook wel genoemd ’voor de Prins malen’. Doel was de Spanjaarden te laten denken dat er in Leiden genoeg graan was.

In de omgeving van Leiden was door de vele plunderingen ook honger. De angst voor de vijand was groot en de boeren vluchtten weg en verlieten hun akkers. Het land lag braak en bracht niets meer op. En als er al graan was, dan kon dat niet altijd tot meel gemalen worden omdat vele korenmolens verwoest waren. Zo ook die van Voorschoten bij hofstede Roucoop aan de Heerweg, nu Veurseweg. Deze werd in brand gestoken. Het uitvallen van de vele molens verhoogde de schaarste aan meel en daarmee aan brood. De Spanjaarden, bevreesd voor speculatie en prijsopdrijving, verboden de handel in voedsel. Alleen de aankoop voor eigen gebruik was toegestaan. 

Hongersnood in Leiden 1574, W. de Haan. Collectie Leiden en Omstreken.

Dijken doorgestoken

Willem van Oranje en zijn strijdmachten waren te land niet sterk genoeg, alleen op het water wisten de Geuzen overwinningen te boeken. Vandaar de opdracht van Willem van Oranje om de dijken door te steken om het gebied rondom Leiden onder water te zetten. Het werd een militair succes. De Spanjaarden gaven het beleg van Leiden in de nacht van 2 op 3 oktober 1574 op.

Ze vluchtten voor het stijgende water en de komst van de Geuzenvloot. Leiden en de omliggende dorpen werden hierdoor bevrijd van de Spaanse furie. Van het verhoogde water had het hoog op zand gelegen Voorschoten weinig tot geen last. Dat ging niet op voor plaatsen als Zoetermeer en Zegwaart. Het land bleef daar lang onder water. Dijken, sluizen en bruggen waren vernield en de bevolking gedood, gevlucht of dakloos. Het duurde vele jaren voordat de schade daar was hersteld.

Desolaat Voorschoten

Na de aftocht van de Spanjaarden lag het land er verlaten en verbrand bij. Het beschadigde land bracht de eerste jaren niets tot weinig op. Zowel pachters (boeren) als grondbezitters waren de dupe en misten inkomsten. Met verminderde pacht en kwijtschelding werd het verlies gedeeld. [7]

Het ooit zo pittoreske en gemoedelijke dorp Voorschoten was omgebouwd tot een Spaans fort. Om het fort te bouwen waren huizen afgebroken. Van de grote dorpskerk Sint Laurentius bleef een ruïne over. Hij miste een spits op de toren en een dak op het middenschip. Van het interieur was alles kapot. De katholieke dorpskerk kwam in handen van de protestanten, maar is nooit meer in zijn oude glorie en grootte herbouwd. Van de talrijke kastelen stonden alleen nog Duivenvoorde en Ter Lips overeind. Het kastelenrijk Voorschoten was geschiedenis geworden.

De wederopbouw van Voorschoten

Het herstel na het beleg verliep tergend langzaam door chronisch geldgebrek. De Voorschotense geldkassen waren leeg. Het waren vooral rijke burgers en kooplieden (het burgerlijk patriciaat) uit de steden die het berooide platteland van Voorschoten voor een habbekrats opkochten en er buitenplaatsen en landhuizen lieten bouwen. Op deze wijze vergrootten nieuwe rijken hun status en leefden ze alsof ze van adel waren. Het was ook de tijd dat deze rijke kooplieden adellijke titels kochten van verarmde adel. Illustratief daarvoor is de buitenplaats Vredenhoeff geweest.

De herbouwde dorpskerk in 1739, getekend door A. Fock, met duidelijk te zien de ruïne van de grote katholieke moederkerk St. Laurentius. De verwoeste kerk was zo groot als de huidige kerk met de begraafplaats erbij.

Vredenhoeff

In 1580 kocht de rijke ijzerkoopman, reder en burgemeester van Amsterdam Dirk Jansz (de) Graeff (1532-1589) een door de Spanjaarden verwoest huis met 37 morgen land van Adriana Joosten, de weduwe van Jacob Hendricx van Voorschoten. Het land lag in de Hoflandse polder over de Vliet tot in Zoeterwoude. Daar waar de Hofweg voor de verbinding zorgde tussen Zoeterwoude en Voorschoten.

Op de resten bouwde hij een aanzienlijke buitenplaats en allerlei bijgebouwen. Hij gaf het de naam Vredenhoeff, gemotiveerd door een persoonlijke roep om vrede.

Vanuit zijn herenhuis Vredenhoeff  keek Dirk Jansz de Graeff uit op een ‘verbrande woninghe’ bij Almansgeest. Dat uitzicht beviel hem niet en daarom kocht Dirk deze woning met acht hond land (ruim 1 hectare) en bouwde hij op die plek in 1582 de boerderij Corneliahoeve. Deze boerderij is nog te zien achter het landhuis Berbice.

Dirk Jansz de Graeff vergrootte in 1583 weer zijn grondbezit rondom Vredenhoeff met de koop van 20 morgen (17 hectaren) land. Het lag over de Heerenwegh en zuidelijk van Almansgeest en werd de ‘overtuin’ van Vredenhoeff genoemd. Later verrees er Huize Beresteyn.

Dirk Jansz de Graeff stierf op 25 juli 1589 in zijn Amsterdamse ‘Huis de Keyser’ aan het Damrak. Hij heeft niet lang kunnen genieten van zijn Vredenhoeff. Het buiten was nog niet volledig afgebouwd. Zijn zonen en neven bouwden verder.

In 1647 werd Vredenhoeff ‘met behoud der constructie’ door Andries de Graeff (1611-1678) voltooid tot een ’Heerenhuizinge’ met elf kamers en vier dienstvertrekken en een tuin in de hofstijl van Van Campen. [8]

Kort voor 1770 is het huis verder vergroot en verbeterd. [9]

In de jaren 1678-1738 werd de tuin door Alida de Graeff verder uitgebreid en verfraaid in geometrische Franse stijl. De tuin werd vervolgens in 1772 door de nieuwe eigenaren van Vredenhoeff, het echtpaar Marcus-Deutz, omgevormd tot een gigantisch park in landschapsstijl. In 1787 is door dit echtpaar het naastliggende Hoffvliet gekocht, afgebroken en het land toegevoegd aan hun park. De Krimkade is daar nog een overblijfsel van.

Vredenhoeff  is inmiddels verdwenen. Het werd rondom 1850 afgebroken. Op de fundamenten van het koetshuis is door Jan van Roon na 1850 de huidige boerderij Vredenhoef gebouwd. [10]

Deze langhuisboerderij staat er nog en wordt bewoond door de familie Berg. De boerderij ligt tegenover de Zilverfabriek en aan de achterkant ligt de Kom met daarin woonboten. Ooit maakte de Kom deel uit van de kronkelende vijverpartij van de landschapstuin. Vanaf de Kom loopt er een rechte watergang naar de Vliet, de Krimsloot met zijn woonboten en rechts ervan de nieuw gebouwde Krimwijk II.

Op een kaart uit 1839 van S.W. van der Noordaa zien we de buitenplaats liggen met de lange slingervijver en twee eilandjes. Nog steeds meandert deze vijver langs de Krimkade. Nu met één piepklein eiland. Het tweede, wat grotere eiland, is inmiddels verdwenen en maakt deel uit van het grasveld bij de speelplaats aan het eind van de Krimkade ter hoogte van de J.P. Coenstraat.

Portret van Dirk Janszoon de Graeff, Jacob Houbraken, 1796. Collectie Rijksstudio.

Gezicht op de voorgevel van buitenverblijf Vredenhoeff aan de Leidseweg ter hoogte van de Sint Nicolaasbrug. De tekening wordt toegeschreven aan J.F. Andrea, 1837.

Voorschoten kreeg weer allure met paleisachtige buitens

Er waren, naast Dirk Jansz de Graeff, meer rijke burgers uit de Hollandse steden die Voorschoten maakten tot een plaats met paleisachtige buitenplaatsen met klassiek aangelegde tuinen. Op de fundamenten van de verwoeste kastelen bouwden rijke burgers later de buitenplaatsen Adegeest, Rosenburgh, Ter Horst en Middelgeest/Roucoop.

Op andere plekken, veelal op verwoeste hofsteden en versterkte huizen, kwamen Haagwijk, Oostbos, Roosenhorst, Bijdorp, Welgelegen, Klein Langenhorst, Stadwijk (later Groot en Klein Stadwijk), Ter Wadding, Hoffvliet, Vredenhoeff, Beresteyn, Allemansgeest/Berbice, Zuiderveen, Overveen en Rhijnburch. Daarvan zijn er inmiddels al weer heel veel afgebroken. In de achttiende eeuw ging het gaandeweg slechter met de handel en economie, werden privileges afgeschaft en het erfrecht vernieuwd. Eigenaren en erfgenamen werden min of meer gedwongen om te bezuinigen op hun buitenhuis. De ultieme lastenvermindering werd behaald door het onroerend goed te slopen. De grond kwam vrij voor de tuinbouw of voor de aanleg van nieuwe wijken.

De slingervijver van Vredenhoeff gelegen in het weiland langs de Leidseweg/Hofweg. Foto Linda Driesen, Culthis, Adviesbureau Cultuurhistorie

Samen beleg van Leiden herdenken en ontzet vieren

Leiden heeft veel geleden onder het beleg 1573-1574. De prijs van de bevrijding was torenhoog: door honger en pest stierven 6000 Leidenaars, de helft van de bevolking. Het ontzet werd meteen gevierd. De kern van het feest was en is verbroedering tussen alle Leidenaren. [11]

Dat was hard nodig omdat Leiden voor, tijdens en na het beleg diep verdeeld was tussen voor- en tegenstanders van de Opstand. Die verdeeldheid is overwonnen door iedereen te zien als slachtoffer. Tot vandaag de dag is er op 3 oktober feest. Voor 1886 werd er spontaan herdacht en gevierd. Sinds 1886 wordt het feest op initiatief van de Leidse studenten georganiseerd door de daarvoor opgerichte 3 oktober Vereeniging.

Voorschotenaren vieren bescheiden mee. Schoolkinderen zijn vrij. Daarbij wordt niet gedacht aan het enorme oorlogsleed van eigen dorpsgenoten tijdens de Tachtigjarige  Oorlog en het beleg van Leiden. Onze zestiende-eeuwse dorpsgenoten zouden dat vieren hoofdschuddend hebben aangezien. [12]

Vanwege dat aangedane leed in Voorschoten kun je van mening zijn dat er eigenlijk niets valt te vieren voor ons dorp.

Maar is dat wel zo? Voorschoten is gelijktijdig met Leiden bevrijd! Het was voor ons dorp de afsluiting van een dramatische periode met wisselende gezagsverhoudingen en plunderingen over en weer.

Alle dorpen rondom en dicht bij Leiden , zoals Leiderdorp, Oegstgeest, Valkenburg, Rijnsburg, Warmond en Zoeterwoude en verder weg in Leidschendam, Zoetermeer, Zegwaart en zelfs nog verder weg in Den Haag en het Westland, hebben het zwaar gehad onder de oorlogshandelingen tijdens de Opstand en het beleg en ontzet van Leiden. Het stoppen van het geweld was voor allen een bevrijding. Het leed van de plattelandsdorpen is tot op vandaag de dag een vergeten onderdeel in de met Leiden gedeelde geschiedenis. Door iedereen te zien als slachtoffer werd het Leidse feest een verbroedering tussen alle Leidenaren. Zo’n zelfde verbroedering zou er ook moeten zijn tussen de stad en het platteland. In de 3 oktober lezing van 2001 met de titel ‘Van vyanden und vrienden bedroevet’ is voor het eerst door Simon Groenveld even stilgestaan bij de gevolgen van het beleg van Leiden voor de omgeving van de stad.

Bas-reliëf van het Gedenkteken Leidens Ontzet 1574, 1574 Jan Goedeljee. Collectie Leiden en Omstreken.

Ontzet der Stad Leyden, in ’t jaar 1574, van S. Fokke. Fokke. Collectie Leiden en Omstreken.

Door: Jan Spendel

Voetnoten:

  1. Het oorlogsrecht ten tijde van de Opstand was gebaseerd op de christelijke leer van de rechtvaardige oorlog, op de liefde van God voor alle mensen en de liefde die de mensen voor elkaar moeten hebben, maar ook op de erkenning dat conflicten nu eenmaal horen bij de mens en dat die op een rechtvaardige manier gestreden moet worden.
  2. Bij betaling werd je huis niet in brand gestoken.
  3. GA Den Haag 610 fo 94.
  4. Zijn naam wordt ook gespeld als Valdéz of Baldés. De juiste spelling is Valdés. Zie Raymond Fagel, De Spaanse belegeraar van Leiden/Het eigen verhaal van Francisco de Valdés, Leiden 2017, pag. 5 e.v.
  5. Dick E.H. de Boer en anderen, Leiderdorp tijdens de 80 jarige Oorlog. Schetsen van een dorpssamenleving, Leiden 2019, pag. 31 en 59
  6. Vliet, A.P. van, Lijden door Leiden: het Westland tijdens het beleg van Leiden, 1573-1574, 1988, pag. 60 e.v.
  7. Groenveld, S, ‘Van vyanden und vrienden bedroevet’ uit: Facetten van de Tachtigjarige Oorlog, Hilversum 2018, pagina 127.
  8. Kuiper, Y, Ben Olde Meierink, Elyze Storm-Smeets, Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw: De rijkdom van het buitenleven in de Republiek, 2015, pag. 83.
  9. Van der Gouw, Dr. J.L., Voorschoten Historische Studiën, Den Haag 1971, pag. 139.
  10. J.F. de Boer, Vredenhoef, voormalige buitenplaats te Voorschoten, Lisse 1994, pag. 71.
  11. Judith Pollmann, Iedereen slachtoffer, Het verleden herschrijven na het Beleg van Leiden (1573-1574), Geschiedenis Magazine, nr 5, juli/augustus 2015.
  12. Theo Jorritsma, De kerkkist van Voorschoten, maart 2017

Steunt u onze doelstelling? Geef u dan op als lid van onze vereniging. Hoe meer leden we hebben, des te krachtiger we onze stem kunnen laten horen en onze invloed kunnen uitoefenen bij de gemeente, de politiek en andere belanghebbenden.

De minimale bijdrage bedraagt slechts € 12,50 per kalenderjaar.

 

Word lid van Vrienden van Voorschoten