Park Rosenburgh is bekend terrein voor praktisch iedere Voorschotenaar. Het is een favoriete plek voor wandelaars al dan niet met hond en je vindt er de begraafplaats en de kinderboerderij. Kippen, pauwen en een enkel varken scharrelen tussen wat op bouwafval lijkt en de vraag dringt zich onwillekeurig op of dat afkomstig is van het oude kasteel. Want ooit stond hier een echt kasteel, een burcht, rond 1280 als leengoed gesticht door Jacob van Wassenaar. Het waren roerige tijden.
De kern zal een hoge versterkte toren geweest zijn met weinig vensters en dikke muren, aangevuld met een aantal bijgebouwen. Het kasteel is tijdens zijn bestaan driemaal zwaar beschadigd/vernield en tweemaal weer opgebouwd.
De eerste beproeving kwam in 1351 als gevolg van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Rond de opvolging van de kinderloze Graaf Willem IV ontstond een machtstrijd tussen diens zuster Margaretha van Henegouwen en haar zoon Willem V. De Kabeljauwen steunde Willem en de Hoeken, waaronder de Van Wassenaars, Margaretha. Dat kwam hen duur te staan. In 1351 werd Rosenburgh vele weken belegerd maar inname lukte uiteindelijk niet. Ondanks de inzet van een ‘blijde’, die stenen over de muur katapulteerde, een ‘evenhooge’, een verplaatsbare vierkante toren, van waaruit manschappen over de muur konden klimmen, en een ‘mol’ (een muurbreker) en tenslotte donderbussen en het hier voor het eerst gebruikte kruit om de boel plat te branden, hielden de ongeveer 1,90 meter dikke muren stand.
Willem gaf tenslotte opdracht het materieel te verslepen naar het volgende te belegeren Hoekse kasteel, Polanen. In 1354 sloten moeder en zoon vrede zodat de Hoekse edelen uit ballingschap konden terugkeren. De Hoekse en Kabeljauwse twisten duurden uiteindelijk nog tot 1490, maar voor zover bekend is Rosenburgh toen niet meer belegerd.
Tijdens het beleg van Leiden, in 1574, is het kasteel opnieuw vernield. Pas in 1617 is er sprake van nieuwbouw op de oude fundamenten.
Diverse eigenaren volgden elkaar op totdat er in 1707 weer een Van Wassenaar eigenaar werd, Jan Gerrit van Wassenaar, broer van Arent van Duivenvoorde, gehuwd met Maria Jacoba van Liere. Hij besloot in 1721 een prachtig huis met bijbehorende tuin te laten bouwen naar een ontwerp van de bekende Marot. Hij overleed echter in 1723 en ook zijn enige zoon en erfgenaam stierf op jonge leeftijd in 1728.
De weduwe van Arent, Anna Margaretha van Bentinck, werd via vererving eigenaar van een deel van de buitenplaats (volgens de transportregisters kocht ze in 1736 de andere helft van een mede-erfgenaam uit de familie Van Liere). Het praktisch nieuwe huis werd reeds in 1729 afgebroken en als puin verkocht. Een enkel bijgebouw bleef gespaard.
Wat rest is het park waarin de structuren van het oude landgoed nog goed te herkennen zijn, de omgrachting bakent het gebied af en het is omzoomd door essen en elzen geriefhout. Aan de westzijde bij het spoor zijn nog resten te herkennen van een halfronde vijver die de afronding vormde van de zichtas. En uiteraard de Rosenburgherlaan, de oude oprijlaan naar de buitenplaats. Het Theehuis Jansland is wellicht het koetshuis dat hoorde bij een van de gespaarde bijgebouwen.
Door: Jane Koopstra