Monumenten bepalen het karakter en de aantrekkelijkheid van onze dorpen en steden. De term ‘monument’ dekt een brede lading: van kapitale panden tot eenvoudige woonhuizen, van adellijke landgoederen tot boerderijen, molens, torens en nog veel meer. De overeenkomst in al die verscheidenheid is dat ze bescherming verdienen door hun ouderdom, geschiedenis, architectuur, stedenbouwkundige samenhang of hun zeldzaamheid. Die bescherming is geregeld in talloze wetten en regels.
De gemeente Voorschoten onderscheidt 3 typen monumenten:
- rijksmonumenten en rijksbeschermde dorpsgezichten, die door het Rijk zijn aangewezen op basis van de erfgoedwet;
- gemeentelijke monumenten, die zijn aangewezen op basis van de gemeentelijke erfgoedverordening;
- en tenslotte beeldbepalende panden die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd.
In Voorschoten staan 102 rijksmonumenten en 77 gemeentelijke monumenten [1]. Eigenaren van monumenten hebben een instandhoudingsplicht, dat wil zeggen dat zij hun bezit zodanig onderhouden dat de specifieke bouwkundige elementen behouden blijven. De gemeente is voor de eigenaar met plannen altijd het eerste aanspreekpunt. In veel gevallen is een ‘omgevingsvergunning’ nodig, niet alleen voor grote werkzaamheden, ook voor kleine veranderingen of aanpassingen aan het interieur van het pand. Die wordt afgegeven door de gemeente. Om een besluit te kunnen nemen vraagt de gemeente advies aan de gemeentelijke adviescommissie en soms aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft als hulpmiddel het afwegingskader ‘Verduurzaming van monumenten’ opgesteld dat de restauratieladder bevat. De boodschap daarbij is dat restaureren alleen zin heeft als de monumentale waarden van het gebouw er ook echt mee in stand worden gehouden. Elke ingreep, hoe klein ook, tast per definitie de cultuurhistorische waarden aan. Daarom is het uitgangspunt bij elk(e) restauratie en onderhoudswerk: zo veel als noodzakelijk is en zo weinig als mogelijk is.

[2]
De Restauratieladder onderscheidt drie ingreepniveaus:
Laddertrede 1: conserveren heeft altijd de voorkeur, ingrepen dienen alleen om het verval te stoppen of verdere aantastingen te voorkomen.
Laddertrede 2: reparatie waarbij niet meer materiaal wordt vervangen of toegevoegd dan strikt nodig is.
Laddertrede 3: vernieuwen waarbij 3 opties in aflopende voorkeur:
- kopiëren: de aangetaste onderdelen worden exact nagemaakt en vervangen, zonder verbeteringen of aanpassingen.
- imiteren: de oude vorm wordt zoveel mogelijk benaderd, met toepassing van moderne technieken en/of andere materialen.
- verbeteren: het bestaande beeld blijft zoveel mogelijk intact. Het betreffende onderdeel wordt echter aangepast aan moderne eisen.
Energietransitie
De recente stijging van de energiekosten gaf een enorme impuls aan de aandacht voor verduurzaming van monumenten. Energie is altijd een schaars goed geweest. En tot nu toe is elke brandstof een eindige bron gebleken, of het nu hout, turf, kolen, olie of gas was. Het energieverbruik in Nederland is sinds 1800 enorm gegroeid. Eind 19e eeuw was het energiegebruik al ruim 6 keer groter dan aan het begin van die eeuw. En na de Tweede Wereldoorlog nam het energieverbruik explosief toe in alle sectoren van de economie. In 2000 was het verbruik inmiddels ruim 100 keer zo groot als in 1800 [3]. In het jaar 2050 moet alle energieverbruik zonder uitstoot van CO2 plaatsvinden. Voor monumenten is daar geen uitzondering voor gemaakt.
Veel eigenaren van monumenten zetten nu stappen om energie te besparen. Ze laten hun ramen, daken en vloeren isoleren. Na de verwarmingsinstallatie is isolatie de belangrijkste maatregel om het gebruik van energie omlaag te brengen. Het is daarbij de kunst om de balans te vinden tussen energiebesparing en het behoud van monumentale waarden. Wat mag, en wat mag niet?
Met de vraag hoe verduurzamen en restaureren zich tot elkaar verhouden ben ik naar Burgy Bouwbedrijf gestapt, een familiebedrijf dat zich al sinds 1932 bezighoudt met de restauratie van heel uiteenlopende vaak monumentale gebouwen. Ook de vraag hoe we monumenten leefbaar en comfortabel kunnen houden volgens onze (huidige) normen is interessant. Die verschillen immers enorm met die van 50 of 100 jaar geleden.
Jeroen Wienbelt, directeur bij Burgy, vertelt dat duurzaam restaureren de uitdaging van deze generatie is. ‘Monumenten gaan vaak al honderden jaren mee, waardoor ze op zich al duurzaam zijn. Restaureren is ook een zeer duurzame manier van bouwen. Behoud van historische materialen gaat voor vervangen en omdat de kwaliteit van de uitvoering voorop staat, gaat het gebouw na een restauratie weer decennia lang mee.
Ieder project is maatwerk. Er zijn geen standaardoplossingen. Op het werk sta je oog in oog met vakwerk van vroeger, unieke architectuur, houtsnijwerk, dakconstructies waarvan de details soms of niet volledig zijn vastgelegd in archieven. Bij de opdrachtverkenning wordt gekeken naar het pand, naar de geschiedenis en met name hoe het pand zal worden gebruikt. Een woonfunctie stelt andere eisen dan een museumfunctie. Een monumentaal pand bewonen betekent soms ook dat men moet accepteren dat het nooit zo lekker warm zal worden als in een goed geïsoleerd nieuwbouwhuis. We bieden de opdrachtgevers dan de Burgy-trui en Burgy-sokken aan, om bewoners voor te bereiden op de beperkingen het huis.’
Meer techniek en specialisatie
Verduurzamen beslaat een heel breed palet. De bouw is een van de meest vervuilende sectoren van de economie, zowel tijdens de bouw door het vervoer en gebruik van grondstoffen als gedurende het gebruik in de vele jaren daarna. Hoewel in de restauratiesector de impact kleiner is, draagt het ook bij aan de opwarming van aarde.
Jeroen geeft aan dat het niet alleen gaat om het terugdringen van het energiegebruik tijdens gebruik of bewonen van het monument. ‘Kwaliteit van de materialen en duurzaamheid liggen dicht tegen elkaar aan. In certificatieprocedures wordt kwaliteit dan ook steeds vaker gemeten in termen van duurzaamheid. Wat lang meegaat hoeft immers niet snel vervangen te worden. Ook afvalverwerking, hergebruik en het tegengaan van verspilling tijdens het proces zijn aspecten van duurzaamheid die in ons dagelijkse werk het verschil maken.
De verschuiving van restauratie naar verduurzamen heeft gevolgen voor onze branche. Nieuwe installatietechnieken kosten veel geld en dan blijft er minder over voor het restaureren van bijvoorbeeld een mooie dakconstructie.
Een andere ontwikkeling is dat het werk nu meer gespecialiseerd is. Nieuwe installaties vergen een ander soort technische kennis. Vroeger werd er door vaklui meer integraal gewerkt. Nu moeten veel verschillende deskundigheden en keuzes op elkaar afgestemd worden. Dat maakt het moeilijker om alle fasen in het bouwproces netjes op elkaar te laten aansluiten.’
‘Er is een enorme drive om het gebruik van fossiele energie af te bouwen. Oude woonhuizen zijn vaak niet kierdicht en verliezen warmte via daken, vloeren en wanden. Verwarming is de grootste energieslurper, 80% van het verbruik. Isolatie is het eerste middel om het energieverbruik te verminderen, maar het casco van monumenten is vaak niet geschikt om te isoleren.
Voor alle isolerende maatregelen geldt dat ze hand in hand moeten gaan met voldoende ventilatie zodat vochtproblemen worden tegengegaan en aantasting zoals houtrot wordt voorkomen. Een verduurzaamd pand met goed afgestelde ventilatie is voor mensen vaak wennen. Om het ventilatiesysteem niet te verstoren is het niet handig om ramen open te laten staan. Dat gaat tegen het gevoel en gewoonten van mensen in. Ook maken ventilatiesystemen geluid, weliswaar binnen de normen, maar het geluid was er eerst niet.’

‘We willen inspirerend zijn voor de klant en tegemoet komen aan zijn wensen, maar vragen ook kritisch door om de prioriteiten scherp te krijgen. Zo koos de eigenaar voor restauratie van het achterhuis en het tuinhuis van het 18e-eeuwse pand in Leiden waar Johan Rudolph Thorbecke de Grondwet van 1848 schreef. Het tuinhuis is ooit door Thorbecke als collegezaaltje gebruikt. Gekozen is om de kap van het achterhuis te isoleren zodat de warmte niet via het dak verdwijnt, en geaccepteerd werd dat de begane grond niet volledig werd geïsoleerd. Het achterhuis in Leiden is een voorbeeld van een combinatie van restauratie en verduurzaming om het pand voor volgende generaties bewoonbaar te houden. Dit is maatwerk en heel divers. Wij gebruiken hiervoor bijvoorbeeld de website verduurzamingsrichtlijnen.nl. Materialen als vlas, schapenwol maar ook minder duurzame varianten als steen en glaswol worden regelmatig toegepast. De duurzaamheid zit niet alleen in het materiaal maar ook in het leveren van goed werk met de juiste details waardoor de levensduur wordt verlengd.’
Berbice (monumentale tijdcapsule)
‘Er zijn ook projecten waarbij de aandacht volledig is gericht op ‘conserveren’, eigenlijk een trede hoger dan ‘restaureren’. De heldere en tegelijkertijd uitdagende opdracht voor Berbice luidde: “Houd alles zoveel mogelijk zoals het is”. Dit naar de wens van de laatste bewoonster van Berbice, mejuffrouw Rudolpha Begeer (1914-2009). Daarom was het devies voor de restaurateurs “zo min mogelijk aanraken en alle lagen geschiedenis van het huis behouden”.
Dat vergt inzicht in de bouwgeschiedenis van het huis, veel vakmanschap en uiterst zorgvuldig werken. Je weet niet wat je van tevoren tegenkomt. En hoe ga je om met oude materialen? Het oude loodwerk op de koepels van Berbice zat vast met gesmede spijkers uit 1785 en verzakte daardoor steeds. Bij de restauratie is het loodwerk volledig vervangen. Naar de wens van de opdrachtgever om het historische uiterlijk te behouden, zijn -tegen de huidige gebruikelijke werkwijze in- de koepels opnieuw bekleed met enorme platen lood van 75 kilo per stuk. Door de vindingrijkheid van onze vakmensen lukte het met een inventieve klemconstructie deze gevaarten goed vast te zetten. De koepels ogen nu precies als eerst maar het lood zit nu stevig vast.
Een ander voorbeeld van minimaal ingrijpen: nieuwe bedrading in oude leidingen. Net als in het begin van de 20ste eeuw is het hoofdhuis voorzien van moderne installaties. Met kunst- en vliegwerk zijn deze weggewerkt in de oorspronkelijke leidingen. Zonder dat je er iets van ziet en met minimale ingrepen, zijn de kroonluchters voorzien van nieuwe bedradingen.
In de grotendeels 18e-eeuwse keuken is heel wat werk onzichtbaar verricht. Alle tegeltjes zaten los en zijn zorgvuldig uitgenomen, genummerd en op precies dezelfde plek teruggeplaatst. Zelfs met verschillende voegjes en kapotte tegels ertussen. Onder de houten vloer is leidingwerk aangebracht en zijn rotte balkkoppen vervangen.


Stan Dessens, vrijwilliger op Berbice, vertelt dat tegelijkertijd het terugdringen van de enorme gasrekening noodzakelijk is. ‘Het streven is om de 10.000 m3 gas zo veel mogelijk te verlagen met isolerende maatregelen, maar dan nog blijf je energie nodig hebben om het pand enigszins warm en vochtvrij te houden. Het pand heeft geen spouwmuren, dus de kou wordt direct doorgegeven. Ook al zouden we een warmtepomp plaatsen, dan kan die hier maximaal 1000m3 gas dekken. Dus je moet heel veel warmtepompcapaciteit inzetten of naar een fundamenteel nieuwe warmtevoorziening gaan. Via de vensters gaat enorm veel warmte verloren. Historische vensters dragen sterk bij aan het uiterlijk. Door hun plaats en vorm zijn ze bepalend voor de opbouw en verhoudingen van een gevel. Aan de binnenkant bepalen ze door de lichtinval de sfeer van het vertrek. De betimmering, lambrisering, vensterbanken, luiken vormen samen een monumentaal geheel. Dat beperkt de mogelijkheden. Je kan er niet zomaar een nieuw kozijn inzetten.
Vervanging van het monumentale geschepte glas, dat niet helemaal vlak is en daardoor een lichte vertekening geeft, door dubbel glas bleek niet toegestaan. En voorzetramen waren ook geen optie. Er is toen gekozen voor monumentenglas dat dezelfde tekening geeft als het oude glas, maar nu met folie ertussen wat minder effectief is. Verder is het dak geïsoleerd met schapenwol. Zonnepanelen mogen geen schade aanbrengen aan de oude sfeer en uitstraling. Berbice heeft gelukkig een dubbel zadeldak waardoor er dertien zonnepanelen konden worden geplaatst die vanaf de grond niet zichtbaar zijn.’
Materialen
Op de vraag hoe Burgy bij restauraties aan authentieke materialen komt vertelt Jeroen dat zij bouwmaterialen die vrijkomen vanzelfsprekend verzamelen. ‘Het is weliswaar kostbaar om het op te slaan, maar wel duurzaam. Wij kunnen niet alles bewaren en opslaan bij ons in Leiden. Gelukkig zijn er professionele handelaars en leveranciers van oude materialen.
Burgy heeft een gecertificeerde timmerfabriek. Al het hout wordt gewogen, gemeten en onderzocht om de toepassing te kunnen vaststellen. Als je bijvoorbeeld rotte delen van balken vervangt, moet het hout dat wordt gebruikt ter vervanging goed aansluiten op het oude hout. De innovatie van materialen gaat snel. Van 100 jaar oude bakstenen en mortel weten we wat de effecten zijn op de lange termijn. Van nieuwe materialen weten we dat nog niet. Zo lopen we bij projecten vaak aan tegen de schade door oud isolatiemateriaal en voorzetwanden die schade aan de gevels veroorzaakten. Soms is wat een ei van Columbus leek, toch niet de beste oplossing. Het liefst zou je kennis verwerven over de risico’s van nieuwe materialen, maar die tijd heb je niet.
Er komen allerlei natuurlijke producten op de markt waarvan we de effecten niet kennen, zoals wolkorrels, boekweitdoppen en vlas. Het aanbrengen van een isolerende laag schelpen onder het huis is duurzaam maar heeft als nadeel dat je moeilijk bij het leidingwerk kan als dat nodig is. Per situatie moet bekeken worden wat voor materialen je toe kan passen. Bij nieuwe toepassing is ook nog niet altijd duidelijk wat wel en niet kan. Ondanks dat je probeert alle eigenschappen van materiaal te doorgronden, heb je ook tijd nodig om erachter te komen hoe sommige toepassingen zich houden.
Verduurzaamde houtsoorten kunnen allerlei problemen veroorzaken in oude verbindingen. Hout wordt wel goed onderzocht door de Stichting Keurmerk hout. Maar veel nieuwe producten zijn unica, waarvan het testen te duur is of te lang duurt’. Restaureren doe je in principe voor 50 jaar. Daarom is het verstandig niet te voortvarend te zijn en goed na te denken over de basis.
Op een inspirerende manier bekendheid geven aan verduurzaming
Positieve voorlichting is belangrijk om het belang en de betekenis van ons historisch erfgoed levend te houden. Een ontwikkeling die optimistisch stemt is de houding van jongere generaties, die energiebesparing als doel stellen boven terugverdientijd van investeringen.
Een tv-programma als ‘Ondertussen aan de Hofvijver’ door Splinter Chabot [4] spreekt grote groepen mensen aan. Hij benadert de restauratie van het gebouw van de Tweede Kamer op een luchtige en vrolijke manier én vanuit een breed perspectief. Geschiedenis, herinneringen van bewoners, de verbouwing met alles wat daarbij komt kijken. Dit draagt bij aan bewustwording van onze geschiedenis en de rol van monumenten hierin.
Ook Burgy deelt de bijzonderheden over projecten in hun podcasts [5]. Het Binnenhof, het oude Haagse Shellgebouw, De Bijenkorf en de eigen vakschool, boeiende gesprekken met allerlei vakmensen die vertellen over aanpak, technieken en innovaties. Heerlijk om naar te luisteren.

Door: Henny van der Klis
Foto’s: Arjen Veldt
Voetnoten:
- Bron: afwegingskader ‘Verduurzaming van monumenten’
- Geschiedenis van het energieverbruik in Nederland – Energy.nl