een familiegeschiedenis achter de gevel

Gerard Hooijmans (1924-1999) was de laatste actieve veeboer in het centrum van ons dorp. Zijn veebedrijf op Voorstraat 11 lag ‘verborgen’ achter het in Lodewijk XVI-stijl gebouwde herenhuis (dwarshuis) uit 1776, bekend onder de huisnaam ‘Het Koopmans Welvaren’. Het huis werd in de zeventiger jaren van de sloop gered en ligt er anno 2024 mooi bij zo onder de Lindebomen tegenover de dorpskerk.

Gerard stopte eind 1984 en verhuisde in 1985 met zijn gezin naar het familiehuis aan de Leidseweg 53. Hij was zijn vader Koos Hooijmans (1882-1974) als boer opgevolgd en Koos was daarvoor de opvolger van zijn oom Jacobus Hooijmans (1842-1914). Drie generaties Hooijmans op de dorpsboerderij waren lang een begrip in ons dorp. Dat gold ook voor hun naaste familie op boerderij Huize Adegeest.

In 1776 kocht de succesvolle en rijke koopman en graanhandelaar Jan Elderhorst de bestaande dorpsboerderij aan de Voorstraat 11. Hij veranderde het aanzien met onder andere de bouw van het huidige monumentale dwarshuis en gaf het de naam ‘Het Koopmans Welvaren’, kortweg ‘Koopmanswelvaren’ genoemd. Jacobus Hooijmans (1842-1914) was de eerste boer Hooijmans op Voorstraat 11. Hij en zijn vrouw, Petronella Hooijmans-Goemans (1847-1918), zijn kinderloos gebleven. Op hoge leeftijd gekomen, vroegen ze hun jonge neef Jacobus (Koos) Hooijmans (1882-1974) van Adegeest om te komen helpen op de dorpsboerderij. Daarbij werd Koos in het vooruitzicht gesteld dat hij de boerderij met voorhuis in volle eigendom zou erven.

Jacobus en zijn vrouw Petronella verhuisden rond 1905 naar de Voorstraat 9 en werden de buren van hun neef Koos Hooijmans, die inmiddels samen met zijn twee ongetrouwde zussen Cor en Lien, de boerderij had overgenomen.

Voorstraat 9 met rechts het oprijpad met hek (nu Kerkpad) van boerderij Hooijmans aan de Voorstraat 11

Oom Jacobus overleed op 27 januari 1914 en zijn weduwe Petronella Goemans vier jaar later, op 6 mei 1918. In haar testament stond dat de boerderij in eigendom overging naar de Rooms-Katholieke Sint-Laurentiuskerk. Haar neef Koos Hooijmans kreeg als ‘schrale troost’ de boerderij met levenslang vruchtgebruik. Ondanks zijn teleurstelling zette Koos Hooijmans het bedrijf voort, maar dan als pachter van de Rooms-Katholieke kerk.

In 1966 verkocht de Rooms-Katholieke kerk het voorhuis met boerderij en land aan de gemeente Voorschoten. Vanaf toen wilde de gemeente Koos Hooijmans en zijn inwonende zoon en opvolger Gerard Hooijmans (1924-1999) met zijn gezin uit het dorpscentrum weg hebben en ze elders huisvesten.

Gerard betaalde pacht aan de kerk en later aan de gemeente. Daar had de gemeente achteraf ontzettend spijt van, want door te betalen was er ook een pachtrecht ontstaan voor Gerard. De gemeente had al pachtpenningen geïnd en besefte dat ze dat beter niet hadden moeten doen na de eigendomsoverdracht.

De gemeente had (bouw)plannen voor het land en de boerderij. Oog voor het historische herenhuis was er niet. Volgens de gemeente was de dorpsboerderij rijp voor de sloop en het voorhuis te duur om te restaureren. De gemeente koos voor een soort ‘platgooibeleid’. De sloop in 1969/1970 van de Martinahoeve, de boerderij van Lekkerkerker, is daar een triest voorbeeld van (nu parkeerterrein Treubplein).

Raadslid en directeur Zilverfabriek Bas Begeer (1922-1998) wist van de plannen van de gemeente. Hij was van Oud Voorschoten en adviseerde Gerard Hooijmans om een advocaat uit Den Haag in de arm te nemen. ‘Hij is zo’n slimme advocaat en krijgt het zelfs voor elkaar dat de gemeente de proceskosten gaat betalen.’

De rechtszaak werd gewonnen. De familie Hooijmans mocht blijven op Voorstraat 11. Dankzij het verzet van Gerard is het voorhuis behouden gebleven. Wat ook hielp was de plaatsing van het huis in 1968 op de Monumentenlijst. Met deze status was sloop niet toegestaan. Omdat de gemeente geen geld over had voor restauratie, is er gezocht naar een koper. Dat moest dan wel een liefhebber zijn die bereid was zijn portemonnee te trekken voor de dure noodzakelijke restauratie. Maar dan moest het pand, volgens de gemeente, wel eerst leeg opgeleverd worden.

Brand in de hooiberg

In juni 1981 brak er nog een verwoestende brand uit in de hooiberg (ook wel hooitas of hooimijt genoemd). Waarschijnlijk veroorzaakt door een onvoorzichtige rokende voorbijganger. Gerard had de gemeente er nog zo voor gewaarschuwd. De hooiberg stond aan het Kerkpad, het openbaar voetpad dat liep vanaf de Voorstraat, langs en achter de boerderij Hooijmans naar het parkeerterrein Wagenerf. De gemeente ging de hooitas niet herbouwen. Het was allemaal niet meer zo nodig. De bestemming van het boerenbedrijf zou toch verloren gaan. Bovendien was het allemaal duur en onrendabel. De verzekeringsgelden waren ontoereikend en dat hield de gemeente liever in eigen kas. Pas na Gerards Hooijmans zelfgekozen vertrek in 1984 is de monumentale boerderij overgegaan (niet in eigendom) van de gemeente naar de stichting Diogenes Voorschoten voor de duur van 75 jaar erfpacht.

Een grote restauratie en renovatie volgde. Rijk, provincie, gemeenten en particulieren legden daarvoor de noodzakelijke subsidies en giften op tafel. Het monumentale voorhuis werd prachtig gerestaureerd en bleef voor ons dorp behouden. Op de plek van de gesloopte zeventiende-eeuwse stal kwamen twee woningen: Kerkpad 2 en 4. De woningen bestonden bij de oplevering uit een woonkamer, keuken, badkamer, toilet, en drie slaapkamers. Begin februari 1986 zaten de eerste huurders van Diogenes er al in.

Eind 2015 komt het monumentale pand Voorstraat 11 met de gebouwde woningen Kerkpad 2 en 4, in volle eigendom weer terug bij de gemeente Voorschoten. De stichting Diogenes, afdeling Voorschoten, stopt er mee. Voorstraat 11 is dan mooi gerestaureerd en de stichting heeft nog geld in kas en betaalt de gemeente uit. In 2016 wordt het pand via een makelaar te koop aangeboden. Het tandarts-echtpaar Bakker koopt het voor hun praktijk. Door de zware voordeur kom je in de wachtkamer, de ruime hal met marmervloer. De opkamer wordt gebruikt als behandelkamer. De mondhygiënist maakt gebruik van de pronkkamer. Je waant je als patiënt in een hemelse kamer.

Leidse Courant ~ 19 mei 1987
Foto’s van de uitgebrande hooiberg. Maker onbekend, collectie Wikimedia.

Het boerenleven aan de Voorstraat 11

Koos Hooijmans trouwde op 38-jarige leeftijd met Bertha van den Ende (1888-1978) uit Monster. Samen kregen ze zes kinderen: Gré (1921), Gerard (1924), Nel (1925), Karin (1927), Marjan (1929) en Piet (1932). De periode tussen de twee wereldoorlogen met daarin de crisisjaren was voor boer Koos Hooijmans een moeilijke tijd. Hij werkte hard en incasseerde veel tegenslagen. Zo was de melkprijs heel lang laag, 2 cent per liter. Ook brak er onder zijn koeien, varkens, schapen en geiten het besmettelijke mond-en-klauwzeer-virus uit.

Naast zijn werk op de boerderij deed Koos Hooijmans ook vrijwilligerswerk. Zo was hij actief in het Comité Paardenmarkt en in het bestuur van de Coöperatieve Raiffeisenbank, waar hij zelfs voorzitter van werd. Op 1 mei 1957 vierde hij zijn 25-jarig jubileum als lid van die bank.

Koos Hooijmans en zijn vrouw Bertha bleven tot hun dood wonen op de boerderij. Vanaf 1955 deelden ze de boerderij met het gezin van hun zoon Gerard. De pronkkamer werd hun woonkamer. Het woongedeelte gingen ze binnen via de zijdeur aan het latere Kerkpad, maar toen de oprit naar het boerenerf.

Trouwfoto’s Koos en Bertha. Boven op 14 september 1920 en onder 50 jaar later in de pronkkamer. Foto’s familie Hooijmans

Met de tilbury en koets naar Monster

Koos Hooijmans was een paardenman. Hij ging graag uit rijden. Deze liefhebberij nam hij over van zijn vader Petrus Hooijmans (1852-1932), de grote tweede boer en koopman op Adegeest. In de wagenschuur had Koos een tilbury en een koets staan. Met het paard voor de tilbury gespannen, bezocht hij zijn schoonfamilie in Monster (Westland). Ze waren dan een hele dag weg. De tilbury was een rijtuig met twee zitplaatsen: Koos en Bertha zaten zij aan zij.

Toen er kinderen waren, ging de reis per koets met vier zitplaatsen. Dan zat moeder Bertha met een of twee kinderen in de cabine. Ze vertrokken vroeg in de ochtend om laat in de avond terug te keren. De beide rijtuigen waren voorzien van prachtige opgepoetste lantaarns. Daar zat prestige achter: kijk ons toch even. Het paard kon de lange afstand in een keer niet aan. Koos stopte halverwege de reis bij een uitspanning. Hij noemde het ‘een opsteker halen’. Het was een rustmoment. Het paard kreeg er water en haver en de reizigers een drankje.

De tilbury van de familie Hooijmans zag er zo uit. Foto van een Delftse tilbury uit bakt.nl wiki/ Hesselink

Studenten op bezoek bij ‘burgemeester’ Hooijmans en zijn vrouw

In de tijd voor de oorlog was het traditie dat de eerstejaarsstudenten van de Leidse Universiteit voor hun ontgroening in hun koetsjes naar Voorschoten trokken. Op een zo’n dag gebeurde het dat de eerstejaars bij de dorpskerk een groot imponerend herenhuis zagen en vol verbazing tegen elkaar riepen: ‘Wie woont daar?’ ‘Dat is vast de dominee of de burgemeester?’ Nieuwsgierig geworden, stapten ze uit en trokken aan de grote bel. De zware deur ging open en de studenten stelden zich netjes voor en vroegen of ze binnen mochten komen. Bertha en Koos Hooijmans speelden het spel mee en ontvingen de jonge studenten met alle egards in de pronkkamer. Ze vergaapten zich vooral aan de geschilderde arcadische landschappen. Na een kort praatje en flink onder de indruk van al dat moois vervolgden de studenten hun reis naar Deurloo, het Wapen van Voorschoten. Daar aangekomen dronken ze zich dronken. Het bezoekje aan de vermeende burgemeester en zijn vrouw op Voorstraat 11 werd een jaarlijks ritueel bij hun ontgroening.

Personeel

Boer Koos Hooijmans had vast dienstpersoneel voor de vele werkzaamheden op de dorpsboerderij. Het leven bestond uit volle dagen, zwaar en handmatig werken. Aan twee personeelsleden heeft de familie Hooijmans nog goede en mooie herinneringen. Dat waren de boerenknecht Jaap Raadschelders (1909-1982) en de dienstbode Marie Kooijman. Ze leerden elkaar op de dorpsboerderij van Hooijmans kennen, trouwden in 1938 en vertrokken naar Amsterdam.

De oorlogsjaren 1940-1945

De oorlogsjaren waren voor de familie Hooijmans nog ingrijpender dan de jaren dertig. De oorlog begon geheel onverwacht op 10 mei 1940. Met hun zware vliegtuigen vlogen de Duitsers ronkend over het dorp. Vlak achter de boerderij van Hooijmans lieten ze hun ballast, een vliegtuig brandstoftank, in het weiland vallen. Dat was de eerste nare ervaring van de kinderen uit het gezin van Koos en Bertha Hooijmans.

Arbeitseinsatz

De tweede nare ervaring was dat zoon en broer Gerard de oproep voor de Arbeitseinsatz kreeg voor gedwongen werken in Nazi-Duitsland. De gemeente stond in dienst van de Duitse autoriteit en moest de bevelen uitvoeren. Gemeenteambtenaar Kees Laken, getrouwd met Rietje Fortgens, de dochter van de dominee van Voorschoten, trok zich het lot van boer Koos Hooijmans aan en besefte dat zijn zoon Gerard voor het boerenbedrijf onmisbaar was. Kees Laken heeft zich ervoor gegooid en wist Gerard vrij te krijgen van de arbeidsplicht omdat hij de ‘noodzakelijke en onmisbare plaatsvervanger was op het bedrijf van zijn ouder geworden vader’.

Inkwartiering soldaten

Wellicht ter compensatie voor de vrijstelling van Gerard kreeg de familie Hooijmans Duitse militairen met hun paarden ingekwartierd. De paarden gingen in de stal en liepen te grazen in de wei. De Duitse soldaten sliepen op britsen in de grote woonkeuken. De bemanning bestond uit Duitsers en Oostenrijkers en later alleen uit Polen. Marjan (1929):

‘Moeder Bertha was voor de Polen zorgzamer. Zij waren immers gedwongen om ver van hun huis in Duitse dienst te werken. Ze kregen koffie en maakten praatjes met ze. Overdag werkten de Polen bij de barakken/gebouwen van de Wehrmacht, het latere en inmiddels voormalige Marine Opkomstcentrum.’

De zusters Dominicanessen van Huize Bijdorp

In de oorlog vorderden de Duitsers het klooster Bijdorp. De zusters Dominicanessen werden gedwongen om elders onderdak te vinden. Hun bibliotheek kwam op de lege zolder van het voorhuis van de familie Hooijmans. Regelmatig bezochten de religieuze en lesgevende zusters hun bibliotheek op zolder. Boerin Bertha Hooijmans bouwde een goede relatie met de zusters op, met als uitkomst een mooi aanbod. De dochters Nel (1925) en Marjan (1929) mochten tegen een aantrekkelijk tarief hun opleiding gaan doen aan de particulier middelbare meisjesschool (mms).

Marjan (1929): ‘Huize Bijdorp was niet beschikbaar en daarom gingen we naar het Bondsgebouw bij de Room-Katholieke kerk. In de oorlog was ik merendeels leerling van de mms. In 1946 deed ik examen en behaalde mijn diploma.’

De internen van de mms in Bijdorp waren in de oorlog teruggestuurd naar huis. Om de school in stand te houden, lieten de zusters Dominicanessen voortaan ook meer meisjes uit Voorschoten toe. Het was ook in hun belang om voldoende leerlingen te hebben, desnoods tegen een gereduceerde prijs.

De boerderij Hooijmans stond in een dorpse omgeving. Voor beide boeren Koos en Gerard Hooijmans werd het land tot aan de Vliet op den duur ontoereikend om rendabel te boeren. Daarom werd er meer land gepacht. Zo was er pachtland achter het kinderhuis Nieuw-Voordorp (Stadswijk), waar nu de IJsbaan ligt. Maar ook land aan de Rouwkooplaan. Als er gehooid moest worden kwam er hulp van andere knechten en boeren. De volgeladen hooiwagen ging dan door het dorp naar de dorpsboerderij aan de Voorstraat 11. Dat was een prachtig gezicht.

Hongerwinter 1944-1945

In de winter van 1944-1945 trok boer Koos Hooijmans met paard en wagen vol boter naar Noord-Holland. Hij bezocht er de boeren in de Beemster, om ‘zijn boter’ te ruilen voor ‘hun graan’. Zijn dochters Gré (1921) en Karin (1927) hielpen hem daarbij. Op de fiets, met slechte banden en voorzien van bagagetassen, gingen ze op hoop van zegen naar de Beemster om boter te ruilen voor graan. Het was gevaarlijk. Onderweg konden ze gezien, verraden en opgepakt worden. Het waren angstige momenten voor de thuisblijvers wanneer Koos en zijn dochters twee à drie dagen weg waren. Gelukkig zijn ze altijd vol verhalen en graan weer veilig thuis gekomen.

Koos Hooijmans had voor eigen gebruik voor zijn gezin een moestuin (aardappels, groenten) en een boomgaard (appels en peren), maar in 1944 was de opbrengst onvoldoende. Een veeboer is natuurlijk geen akkerbouwer of tuinder. Er ontstonden tekorten en het boerengezin Hooijmans leed in de winter van 1944-1945 honger en aten noodgedwongen suikerbiet en bollen.

De laatste generatie Hooijmans op Voorstraat 11

Gerard Hooijmans (1924-1999) kreeg de ondankbare eer de laatste boer op Voorstraat 11 te worden. Hij was getrouwd met Leny Koot (1924-2018). Samen kregen ze zes kinderen: Margareth (1956), Marlene (1958), Koos (1959), Caroline (1961), Marie-José (1962) en Gert-Jan (1966) die allen opgroeiden op de boerderij tot jongvolwassenen.

Gerard en Leny bij de voordeur Leidseweg 53 op ongeveer 70-jarige leeftijd. Foto familie Hooijmans

Gerard Hooijmans kwam graag en regelmatig bij collega Piet Warmerdam van de Herdershoeve, de kerkboerderij gelegen naast de Laurentiuskerk. De twee boeren hielpen elkaar bij het agrarisch werk. Gerard had ook dichterbij zijn dorpsboerderij hulp. Hij kreeg ondersteuning van boer Nell en zijn knechten Michiel (Ghiel) Barreveld en Cornelis (Cees) Bogerd (Boog). Het principe van ‘wederkerigheid’ stond centraal. Ook had Gerard de medewerking van Jaap van Brecht van de boerderij bij Huize Bijdorp. Jaap had een tractor en dat was handig en maakte het agrarisch werk een stuk lichter. Het runnen van een boerenbedrijf werd voor Gerard Hooijmans na de oorlog alsmaar moeilijker. Hij was daarin niet alleen. Veel boeren stopten. Elke keer ging er een stuk van Gerards boerenland af. Op een gegeven moment stopte dat, maar toen was Gerard Hooijmans al weg.

Margareth (1956): ‘Het begon eigenlijk met een paar huizen aan de Vliet. Dat land ging het eerst af van het boerenland van mijn vader. Het huis van Jacob (Jaap) Nell werd daar gebouwd. Later ging er land af aan de Middensloot en voor de Paus Johannesschool. We hadden daarna nog een stukje land over naast de school. Dat werd ons vervolgens ook afgenomen.’

Gert-Jan (1966): ‘Mijn vader wilde mij nooit leren koeienmelken. Hij zette mij niet onder druk om boer te worden. Vader wist dat daar in de toekomst geen brood meer in te verdienen viel. Hij had het zelf moeilijk om zijn gezin met zes kinderen te onderhouden. Medio jaren zeventig nam vader Gerard een vaste baan aan als bode bij het Ziekenfonds en bouwde zijn werk op de boerderij af. Op het laatst had hij nog maar vijf koeien. In de ochtend stond hij vroeg op, melkte de koeien, deed ander noodzakelijk werk en vertrok dan naar zijn baan in loondienst. In de avond was hij weer aan de slag op zijn eigen erf, land en boerderij. Papa heeft tot zijn vertrek in 1985 naar Leidseweg 53 nog geboerd.’

Het was goed wonen in ons huis annex boerderij aan de Voorstraat

De generaties kinderen Hooijmans kijken dankbaar terug naar hun tijd op de boerderij en het mooie voorhuis. Het was een fijn huis voor de kinderen die zich overal konden vermaken, vooral op zolder, waar ze urenlang onderling of met vriendjes en vriendinnetjes speelden. De pronkkamer was eerst om visite te ontvangen en werd later de woonkamer van de oude boer Koos en zijn vrouw Bertha. Het huis werd door de boerinnen goed onderhouden, ze waren zuinig op hun historisch pand.

In de twee grote kelders werden de appels en peren uit de boomgaard bewaard. Maar ook de ingemaakte groenten en fruit in potten. Het hielp de familie om zelf in hun voedsel te voorzien.

Marjan (1929): ‘We sliepen boven op de eerste etage. De kleine meisjes met zijn tweeën in de twee bedsteden. Later, toen de meisjes groot waren, kwamen er bedden.

De twee jongens sliepen op een andere kamer. Ik sliep op de middelste kamer. Mijn ouders in de opkamer boven de kelder. Dat werd naderhand de zitkamer voor de volgende generatie.’

In de grote woonkeuken werd gegeten en gekookt. Er stond een petroleumstel en een gasstel met twee pitten. Vaak pruttelde er een potje met vlees, dat langzaam werd bereid. De woonkeuken had een koelbak voor de melkbussen. Het huis was vrijwel onverwarmd. De woonkamer van Gerard (de kamer boven de kelder) en de pronkkamer – toen Koos en Bertha Hooijmans het gebruikte als hun woonkamer – werden met een oliekachel verwarmd. Op het moment dat er een gasleiding kwam, kreeg het huis gaskachels in meer vertrekken.

De kinderen Hooijmans accepteerden gewoon dat het huis koud was. Ze woonden immers in een oud huis met alleen kachels en wisten niet beter of dat leven hoorde zo bij het oude huis. Daar ging niemand een probleem van maken, het werd aanvaard.

Gerard giet met de handgemolken melk over in een melkbus. Foto familie Hooijmans

De familie Hooijmans en hun komaf

De drie generaties Hooijmans op Voorstraat 11 stammen af van rijke (heren)boeren uit Voorschoten en Voorburg. Hun stamboom begint bij Hendrik Hooijmans, geboren in 1690 in de Duitse of Belgische plaats Essen en overleden voor 1737 in Driel (Gelderland). De achternaam Hooijmans verwijst naar het beroep van hooikoper of hooier. Daarin zit het dna van boer en koopman. Het verklaart wellicht waarom vele Hooijmansen in de Vlietstreek van Zuid-Holland zo rijk werden als boer en koopman.

Twee kleinkinderen van Hendrik Hooijmans kwamen in de achttiende eeuw naar Veur en Voorschoten. Hun nazaten verspreiden zich in de omgeving. In de negentiende eeuw maakte de familie Hooijmans een explosieve groei [1] door. Daar was één echtpaar op de Voorburgse boerderij Woelwijk aan het Oosteinde verantwoordelijk voor. De uit Voorschoten afkomstige Johannes Hooijmans (1785-1856), ook wel Jan de Hoed geheten, en Pieternella Kokshoorn (1792-1863) uit Voorburg, kregen een groot gezin met wel zeventien kinderen.

Boerderij Huize Adegeest van de familie Hooijmans. Foto Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Aan het eind van de 19e eeuw is de balans van dit echtpaar op te maken. Er zijn 126 Hooijmansen geboren, 38 getrouwd en 59 overleden. Op zo’n 18 Voorburgse boerderijen zitten nazaten van Jan en Pieternella. Ook in Voorschoten zaten hun nazaten op boerderijen. Daarvan is de grote boerderij Huize Adegeest in Voorschoten wel de bekendste. De eerste boer Hooijmans op Voorstraat 11, Jacobus (1842-1914), is de zoon van de rijke boer en koopman Petrus (Pieter) Hooijmans (1811-1890). Hij kocht op 24 juli 1872 voor 39.800 gulden op een publieke veiling de buitenplaats Huize Adegeest en liet het landhuis vervolgens ombouwen tot herenboerderij. De tweede boer Hooijmans op Voorstraat 11, Jacobus Petrus (Koos) Hooijmans (1882-1974), is de zoon van de opvolgende boer op Adegeest: Petrus Hooijmans (1852-1932). De laatste boer op Adegeest werd Petrus (Piet) Hooijmans (1880-1947). Hij was de oudere broer van Jacobus Petrus (Koos) Hooijmans (1882-1974) op Voorstraat 11.

Tekening van Cees Westhoek van de achterzijde boerderij Hooijmans

Door Jan Spendel

Titel foto: Het Koopmans Welvaren aan de Voorstraat 11.
Foto Wim Dijkman uit collectie Historische Vereniging Oud Leiden

Bronnen (interview): Marjan Hooijmans (1929), Margareth Hooijmans (1956), Gert-Jan Hooijmans (1966).

Voetnoten:

  1. De Hooijmans-explosie in de 19e eeuw te Voorburg, auteur Martin Hooymans, in Tijdschrift Historisch Voorburg 2003, jaargang 9, nr.2, blz 131
Gerard Hooijmans (1924-1999) was de laatste actieve veeboer in het centrum van ons dorp. Zijn veebedrijf op Voorstraat 11 lag ‘verborgen’ achter het in Lodewijk XVI-stijl gebouwde herenhuis (dwarshuis) uit 1776, bekend onder de huisnaam ‘Het Koopmans Welvaren’. Het huis werd in de zeventiger jaren van de sloop gered en ligt er anno 2024 mooi bij zo onder de Lindebomen tegenover de dorpskerk.

Steunt u onze doelstelling? Geef u dan op als lid van onze vereniging. Hoe meer leden we hebben, des te krachtiger we onze stem kunnen laten horen en onze invloed kunnen uitoefenen bij de gemeente, de politiek en andere belanghebbenden.

De minimale bijdrage bedraagt slechts € 12,50 per kalenderjaar.

Let op
Het is mogelijk dat emails van Vrienden van Voorschoten in eerste instantie in uw spamfolder terecht komen. Houd daarom uw spamfolder goed in de gaten.

Word lid van Vrienden van Voorschoten