In de stilte van de ochtend betreed ik het kerkhof achter de Dorpskerk in Voorschoten. Ik loop het pad op en sta stil bij vak D, graf 103. Het is het graf van M. F. Berkhout.

“Geboren op 28 maart 1901 te Zevenhuizen, overleden op 9 augustus 1944 ten gevolge van een verkeersongeval. Burgemeester van Voorschoten van 15-5-1936 tot 9-8-1944”.

Zo luidt de slecht leesbare tekst op de verweerde grafsteen. Onderaan:

“Gemeentebestuur van Voorschoten en personeel”.

Deze dag is het precies 75 jaar geleden dat wat “ een uitje had moeten worden” ver- anderde in een familie- en gemeentelijk drama. Burgemeester Berkhout, vergezeld van de wachtmeesters Leeuwis en De Vrij, ging die dag per auto op weg naar Nijmegen. De Vrij had eigenlijk een vrije dag, maar hij was een van de weinigen uit het politiekorps die over een rijbewijs beschikte. Hij moest mee. Aanvankelijk zou zijn driejarig zoontje Arie meegaan, maar de mist werd spelbreker voor hem. Daardoor waren wij in de jaren 1948 – 1954 zes jaar lang klasgenootjes op de Hervormde lagere school.”De school van Schut”, meester Schut was de hoofdonderwijzer.

Op die negende augustus even na zes uur ’s ochtends vertrok het drietal. Een uur later waren ze op slag dood. Vermorzeld door de trein van tien over zeven uit Leiden op de overweg aan de Rijndijk bij de Vink. De auto werd honderden meters meegesleurd tot achter De Zilverfabriek. De aanleiding voor de reis roept tal van vragen op. Vragen die ook door Ruud Braggaar, auteur van de Voorschotense kronieken 1940-1950, “Achter verduisterde ramen” (2009) niet eenduidig beantwoord konden worden. Voor een uitgebreide beschrijving: lees de pagina’s 214 – 223 van zijn boek.

De naam en persoon Berkhout kwam in het gezin Van Tol al voor mijn geboorte opdui- ken. Februari 1937 werd mijn werkloze vader ingeschakeld bij een ”DUW-project”, de aanleg van een 3,5 hectare groot park achter het gemeentehuis. Een initiatief van de nieuwe ARP-burgemeester, aangetreden op 15 mei 1936. Zo’n zestig Voorschotense steuntrekkers werden loontrekkers. Het was zwaar sjouwwerk met veel kruiwagens en kilo’s klei. Initiatiefnemer Berkhout maakte elke dag een inspectierondje. Mijn vader in een interview in het Leidsch Dagblad 1987, vijftig jaar na de opening van het park:

“Als een veldheer kwam de burgemeester langs. Niemand groette hem. Hij was niet erg geliefd, zeker niet. We noemden hem spekkie. Als hij weg was natuurlijk”

De meningen over Berkhout waren in Voorschoten verdeeld. Volgens Braggaar was zijn wil op het raadhuis wet en hield hij ook op straat alles nauwlettend in de gaten. Op 3 juli 1937 werd het park geopend. Notabelen, industriëlen en middenstanders waren uitgenodigd, de arbeiders zelf niet. Nadien kregen de parkaanleggers een goudkleurige medaille met de beeltenis van koningin Wilhelmina aan de ene zijde en de naam van het park: Wilhelminapark, op de keerzijde. Een van de werkers was zo kwaad dat hij niet bij de opening mocht zijn, hij heeft de medaille in de vers gegraven vijver geworpen. Die ligt er waarschijnlijk nog. Na de dood van mijn vader (1998) en mijn moeder (2014) kreeg ik zijn medaille die mij in 2010/2011 nog goede diensten heeft bewezen bij mijn pogingen het park zijn oorspronkelijke naam te doen teruggeven.

Als kind kwam ik met enige regelmaat in het park tijdens de zondagse familiewandeling. Koninginnedag (30 april) tijdens mijn lagere schooltijd brachten wij als schoolkinderen in aanwezigheid van burgemeester Van der Hoeven een zanghulde aan koningin Juliana waarna hij het gemeentelijk gelukstelegram aan haar voorlas. Als kwajongens hebben we er kattenkwaad uitgehaald. Mijn verkering is er opgebloeid. Dat was allemaal in een park dat de naam van Berkhout droeg en waarover ik me, als kind nog niet bewust van wat er met hem gebeurd was, nimmer afvroeg: waarom deze naam?

Na de opening in 1937 heeft het park vier jaar die naam gehouden. Op last van de be- zettende Duitse overheid moeten in 1941 alle verwijzingen naar het Oranjehuis ver- dwijnen. Het Wilhelminapark heet voortaan Raadhuispark, tot 15 augustus 1944. Zes dagen na het tragische ongeval houden de wethouders Viveen en Mens een bespreking met de gemeentesecretaris Schram de Jong en zijn vervanger Aten. De bespreking staat geheel in het teken van het overlijden van Berkhout. Een van de beslispunten:

“Aan het raadhuispark wordt de naam van burgemeester Berkhoutpark gegeven. Hiervan zal aan mevrouw Berkhout mededeeling worden gedaan”

De gemeenteraad kwam er niet aan te pas. Gemeenteraden waren door Seyss-Inquart al per september 1941 op non-actief gesteld. Ook het college van b & w functioneerde niet meer als zodanig. Was bij deze bespreking sprake van een door emoties overmand halleluja-besluit? Berkhout gaf als burgemeester op allerlei manieren gewillig gehoor aan Duitse maatregelen. Zelfs in strijd met richtlijnen van de regering in Londen. Hij liet zich in 1942 onder Duits bewind herbenoemen. De regioburgemeesters werden allemaal vervangen door NSB’ ers.

Berkhout kan op zijn minst Deutschfreundlichkeit worden aangerekend. In drie gevallen is hij zeker over de schreef gegaan: medewerking aan het wegvoeren van Joodse ingezetenen, aangeven van gecrashte Tjechische vliegers en het sturen van arbeidskrachten naar Duitsland. Leo van der Bijl, actief in het verzet, vraagt zich in zijn boek “Dorp in oorlog” (1994) ten aanzien van het wegvoeren van Joodse plaatsgenoten af:

“Hoe kwam zo’n burgemeester, hoe kwamen zijn ambtenaren, hoe kwam het plaatselijk politiecorps, hoe kwamen wij allen tot zo’n slaafs gedrag, tot zo’n harteloos conformisme?”

Volgens Cor van Osnabrugge, leider van de plaatselijke L.O. voor hulp aan onderduikers:

“deed hij alles wat hem door de bezettende macht werd opgedragen, hetgeen op het personeel, vooral dat van de gemeentesecretarie, van vrij grooten invloed is geweest”

Berkhout was als “rasechte Kuyperiaan” (dixit Braggaar), tevens lid van de Vereniging Groen van Prinsterer, de bestuurdersvereniging van de ARP. Diens bestuur adviseerde de burgemeesters met de meeste nadruk

niet weg te gaan, dit in tegenstelling met het standpunt van Bruins Slot”

Bruins Slot, burgemeester van het Groningse Adorp, had op 23 februari 1942 eervol ontslag gevraagd omdat hij zich niet langer wilde conformeren aan de Duitse bezetters. Hij ging meewerken aan het illegale blad Trouw, werd na de oorlog hoofdredacteur en Tweede Kamerlid. Als Berkhout zijn voorbeeld zou volgen, zou hij bij ontslagname pen- sioenaanspraken en wachtgeld verliezen. Van der Bijl in 1988 in het Leidsch Dagblad :

“Bovendien had hij een groot gezin, waardoor zijn neiging tot schipperen en tot tegemoet komen aan Duitse verlangens in de hand wordt gewerkt en ook meer verklaarbaar wordt”.

Op grond van zuiveringsbesluit F 132 zou hij na de oorlog zeker gestaakt en gezuiverd zijn en mijns inziens tot de 509 burgemeesters hebben behoord die ontslag kregen. 384 oneervol en 125 eervol omdat ze zonder ‘fout’ te zijn geweest door hun houding, bang als ze waren voor hun eigen hachje en hun baantje , het vertrouwen verloren hadden. Zij hadden zoals Kamerlid Roosjen het in 1946 uitdrukte:

“als gezagsdrager pek aan hun broek gehad”

Ook Berkhout had zeker pek aan zijn broek en was geen stimulerend voorbeeld voor het Voorschotense politiekorps waarin goede en foute agenten zaten.

Wie vijftig meter verder loopt op het kerkhof vindt aan de kant van de Treubstraat in vak C graf 84. Hier liggen de agenten Leeuwis en De Vrij samen begraven. De graven zijn door de gemeente gekocht en aan de nabestaanden geschonken. De tekst op de grafsteen luidt:

Ter nagedachtenis
aan de door een noodlottig ongeval
op 9 augustus 1944
om het leven gekomen politie
ambtenaren dezer gemeente
Adriaan Leeuwis geb 12-2-13
Hendrik de Vrij geb 20-4-13

In 1981 en 1987 zijn de weduwen Leeuwis en De Vrij in dit graf bijgezet. Allebei raakten in 1944 hun toen 31-jarige echtgenoot kwijt.

“De spoorbomen bij De Vink waren gesloten en omdat de trein lang op zich liet wachten heeft de nog onervaren spoorwegwachter N.van der Reijden uit Leiden de bomen weer opengedaan”

Ook 75 jaar na datum blijft de kernvraag in dit drama: waarom zijn de spoorbomen geopend? Braggaar oppert verschillende mogelijkheden, waar Van der Bijl een duidelijke reden geeft: de burgemeester zou opdracht hebben gegeven. Een onervaren spoorwegwachter die eigener beweging, wetende dat de trein nog niet gepasseerd is, de spoorbomen omhoog draait? Je moet wel heel naïef zijn dit te veronderstellen. In het register van “Keldergraven op het kerkhof van Voorschoten” staat als toelichting bij de graven vermeld:

“Op 9 augustus 1944 was burgemeester Berkhout met 2 politieambtenaren onderweg in een auto. Op zijn bevel werden de gesloten spoorbomen bij De Vink, weer geopend met als gevolg een dodelijk ongeval waarbij zij alle drie omkwamen”

Mijn grootvader, wonende aan de Rijndijk in Voorschoten niet ver van de spoorweg- overgang had die ochtend net zijn woning verlaten om naar zijn werk te gaan. Hij hoorde een enorme knal, ging naar de spoorwegovergang en trof daar een aantal mensen, onder wie een radeloze overwegwachter die niets anders wist uit te roepen: “Ik moest ze opendoen”. Hij was totaal overstuur. Er was weinig te zien, de trein stond verderop in de weilanden.

“Van der Reijden had hoe dan ook de bomen niet mogen opendraaien en werd door de rechter schuldig verklaard(…) Het ongeluk en het daaropvolgende proces over de schuldvraag hadden Van der Reijden zo aangegrepen dat hij jarenlang verpleegd moest worden in de verpleeginrichting Endegeest”

Een ogenblik van onbedachtzaamheid stortte vier gezinnen in diepe ellende.

In oktober 2009 kocht ik Braggaars boek en las het met belangstelling. In die periode verscheen in de gemeentelijke mededelingen een aankondiging over de renovatie c.q. groot onderhoud van het Berkhoutpark. Gelet op de betrokkenheid van mijn vader destijds woonde ik de voorlichtingsavond op 16 november bij. Aan de portefeuillehouder Bruno van Dunné vroeg ik of als het park, nu het toch in oude luister hersteld ging worden, ook de oorspronkelijke naam weer kon terugkrijgen. Dit als eerbewijs aan de werkers van die tijd en uit erkentelijkheid aan hun nabestaanden. Hij bleef mij het antwoord schuldig.

Op 10 januari 2010 stuurde ik de gemeenteraad een verzoek tot naamswijziging van het park in Wilhelminapark. Ik kreeg drie ontvangstbevestigingen en daarna werd het stil. Ik hoorde niets tot de raad op 5 april besloot over het verzoek een college-advies te vragen. Daarvoor nam het college ruim de tijd. Ik wachtte rustig een jaar tot eind maart 2011. Gemeentelijk procedures vragen tijd. Op 3 april 2011 rappelleerde ik. Toen kwam de zaak in beweging. De raadsleden Lamers en Middelburg stelden op 14 april vragen over de afhandeling. Op 12 mei 2011 kreeg antwoord van het college: excuus voor de trage beantwoording, het besluit tot naamswijziging viel niet te achterhalen en raadpleging van archieven had geen bezwarend bewijs opgeleverd tegen de heer Berkhout. Het college zag geen aanleiding om de naam van het park te wijzigen. Op 19 mei sprak ik bij de gemeenteraadsvergadering in, met het verzoek hierover in de commissie Burger en Bestuur verder te spreken. Dat gebeurde op 9 juni. Ik kreeg de indruk dat niet elke commissiedeelnemer van het handelen van Berkhout tijdens W.O II op de hoogte was.

Goede administratie voeren en goed zoeken zijn belangrijke zaken. Zeker voor een gemeentebestuur. Geheel onverwacht ontving ik op 19 juli een persoonlijke brief van burgemeester Staatsen. Er was toch een document gevonden met het besluit tot naamswijziging.

“Na het zomerreces zal in aanwezigheid van een deskundige van het NIOD in de commissie Burger en Bestuur verder over de positie van de heer Berkhout als burgemeester van Voorschoten tijdens de oorlog en dientengevolge over de naamgeving van het Berkhoutpark worden gesproken”

Staatsen had blijkbaar besloten de zaak grondig aan te pakken om niet weer te maken te krijgen met gedoe zoals eerder bij de voorgenomen presentatie van Braggaars boek. Ik schreef Staatsen terug dat het mij niet te doen was om een publicitaire rechtzaak, maar dat ik liever zou zien dat in de bijna anonimiteit waarin de naam gewijzigd was, in dezelfde bijna anonimiteit de oorspronkelijke naam weer teruggebracht zou worden.

“opdat in de toekomst deze discussie niet weer behoeft te worden opgerakeld en Voorschoten van zijn schandvlek verlost zou zijn”

Op 27 oktober 2011 was het zover, een rondetafelgesprek. Van NIOD-zijde verscheen prof.dr.P.Romijn, directeur Onderzoek. Hij meende dat Berkhout niet veel anders gedaan had dan het grote peloton van burgemeesters: pappen en nathouden en zo lang mogelijk op je post blijven anders kwam er een NSB’er op die plaats.

“Berkhout was geen schurk, maar ook geen verzetsheld. Hij past in het standaardprofiel van een burgemeester in oorlogstijd. Die koos voor een formele opstelling richting de Duitsers. Niet vanuit idealisme, maar vanuit hele menselijke emoties. Angst, geldingsdrang en opportunisme lagen daaraan ten grondslag”.

Een dag later ontmoet ik Romijn in de Lutherse kerk in Amsterdam. Hij is lid van de promotiecommissie voor de promotie van Chris van der Heijden, die zijn proefschrift “Dat nooit meer”, de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, verdedigt. Bij binnenkomst van de commissie ziet hij mij staan en knikt hij mij enigszins verbaasd toe. Hij had mij hier niet verwacht. Ik knik vriendelijk terug en neem mij voor na de promotie hem even te begroeten en nog wat na te praten over de avond daarvoor. Hij verschijnt echter niet ter receptie. Daardoor is een nadere gedachtenwisseling niet mogelijk.

Mijns inziens was Berkhout een te gewillig werktuig in handen van de Duitsers, waar- voor Braggaar, die ook de avond tevoren had ingesproken, voldoende bewijzen had aangeleverd om naamswijziging van het park te rechtvaardigen. Twee inwoners, de heren Maas en Lamboo, namen het voor Berkhout op zonder de genoemde feiten te weerleggen. Maas had het boek van Braggaar met beslagen bril gelezen. Lamboo vond dat een goed mens op zijn ziel getrapt werd zonder weerwoord. Hij gaf het niet.

Op 1 december stuurde ik de raad nog een brief met een oproep tot naamswijziging.

“Naamgeving aan objecten zou alleen moeten geschieden aan personen wiens handelen boven alle twijfel is verheven. De wijk Starrenburg is uw gemeente getuigt daarvan. Dat is bij Berkhout niet het geval”

Op 8 december las ik in de commissie een verklaring voor waarin ik de raad naast wijsheid vooral moed toewenste. Mijn slotzin : “Maar ik ben er niet gerust op” werd nog diezelfde avond werkelijkheid. De commissie had niet de moed het college te adviseren de naam te herstellen. Op 22 december ontving ik van het college de schriftelijke bevestiging:

“Met deze brief willen wij u laten weten dat wij hebben besloten het oordeel van de raad te volgen. Wij hebben respect voor uw inzet en de wijze waarop u de discussie heeft gevoerd en spreken hierbij graag onze waardering daarvoor uit”

Dit laatste waarschijnlijk omdat ik geen gehoor had gegeven aan de suggestie van een raadslid een burgerinitiatief te starten en handtekeningen te verzamelen. Ik wilde niet de kans lopen dat om allerlei niet terzake doende argumenten slecht of niet goed geïnformeerde Voorschotenaren om oneigenlijke redenen voor of of tegen zouden stemmen. Dat merkte ik in het verzorgingshuis Forescate. Mijn 95-jarige moeder werd bij een aantal Voorschotense huisgenoten steeds populairder omdat haar zoon “aan de bel trok”.

Waarom dit allemaal opgerakeld? Wie op internet de Canon van Voorschoten bekijkt, komt tot de conclusie dat onder het lemma van M.F.Berkhout een wel heel summiere, onvolledige beschrijving van deze burgemeester is opgenomen, met als als conclusie dat hij niet gecollaboreerd zou hebben. Collaboreren betekent samenwerken met de vijand. Wie “Achter verduisterde ramen” leest, moet tot een tegengestelde mening komen. De Voorschotense bevolking, voor zover die de Canon van Voorschoten raadpleegt, wordt op het verkeerde been gezet.

Op 18 december 1945 werd C.J. van der Hoeven als nieuwe burgemeester van Voor- schoten geïnstalleerd. Hij was op 25 mei 1943 door de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, Friedrich Wimmer, ontslagen als burgemeester van de gemeente De Lier. Van der Hoeven heeft Voorschoten veertien jaar gediend. In 1959 vertrok hij naar Ridderkerk. Naar hem is een laan in het Voorsche park genoemd.

2 september 2016 openden scheidend burgemeester Staatsen en wethouder Bremer het gerenoveerde Berkhoutpark, sinds 17 oktober 2000 een rijksmonument.

Op 9 augustus trof ik namens het gemeentebestuur geen bloemen aan op de graven.

Over 25 jaar zijn de teksten op de graven volledig onleesbaar, het boek van Braggaar wellicht nog antiquarisch verkrijgbaar en De Canon van Voorschoten een weinig ge- raadpleegd particulier initiatief, vol goede bedoelingen, waaraan geen officiële status kan worden toegekend. Zo begraaft de tijd deze geschiedenis van “De Parel aan de Vliet”.

Door: Henk van Tol.
(Voorschotenaar, tijdelijk woonachtig in Kaag en Braassem)

Dit verhaal schreef ik ter nagedachtenis aan mijn vader, mede-arbeider aan het tot stand komen van het Wilhelminapark in 1937. In de oorlog door ambtenaar C. van Meurs te werk gesteld in werkkamp Amersfoort teneinde uitzending naar Duitsland te voorkomen. Van Meurs was belast met de tewerkstelling van werklozen in Duitsland. In mei 1946 werd dit deel van zijn functie, bij de inkrimping van de secretarie van 16 naar 10 ambtenaren, opgeheven. Op grond van het zuiveringsbesluit ambtenaren werd zijn rang van commies-chef teruggebracht tot commies, echter met behoud van salaris. Ik herinner me hem als kerkvoogd, die zondags tijdens de kerkdiensten mede de collecten inzamelde. Hij was tevens beheerder van het kerkhof en ligt begraven in graf 107.

Bronnen.

  1. Verslag bespreking wethouders gemeente Voorschoten, 15 augustus 1944.
  2. Dr. J.L. van der Gouw (redactie): Voorschoten, historische studiën. (1971)
  3. Martin van Amerongen (samenstelling en inleiding): Over de doden niets dan goeds, necrologieën van politici.(1986)
  4. Leo van der Bijl: Zand over acht; verzetsherinneringen van een Voorschotenaar (1988)
  5. Leo van der Bijl: Dorp in oorlog, Voorschoten 1940 – 1945 (1994)
  6. Chris van der Heijden: Grijs verleden; Nederland in de Tweede Wereldoorlog. (2001)
  7. P.Romijn: Boosaardig bestuur, oratie . (2002)
  8. Joop Peters/ Saskia Willems: Voorschotenaren; verhalen over oorlog en vrede. (2005)
  9. P.Romijn: Burgemeesters in oorlogstijd. Besturen onder Duitse bezetting. (2006)
  10. Koos Groen: Fout en niet goed; de vervolging van collaboratie en verraad na de Tweede Wereldoorlog. (2009)
  11. R.J.Braggaar: Achter verduisterde ramen; Voorschotense kronieken 1940 – 1950.(2009)
  12. Chris van der Heijden: Dat nooit meer; de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland.(2011)

Steunt u onze doelstelling? Geef u dan op als lid van onze vereniging. Hoe meer leden we hebben, des te krachtiger we onze stem kunnen laten horen en onze invloed kunnen uitoefenen bij de gemeente, de politiek en andere belanghebbenden.

De minimale bijdrage bedraagt slechts € 12,50 per kalenderjaar.

 

Word lid van Vrienden van Voorschoten