Voetbal op Noorthey 1901-1905: ‘It’s a simply delirious game and my side won!’

Willem Anne Assuerus Jacob baron Schimmelpenninck van der Oye wordt op 5 oktober 1889 geboren in Rome als zoon van de Nederlandse diplomaat Alexander Willem Schimmelpenninck van der Oye, aldaar gedetacheerd. De 11-jarige baron ‘Willie’ begint in september 1901 op de jongenskostschool Noorthey, een onderwijsinstituut voor de nationale elite in Voorschoten en verblijft daar tot 1907. Hij voert tijdens zijn Noorthey-jaren een uitgebreide correspondentie met zijn twee jaar jongere zuster Ludolphine. Die briefwisseling gebruiken wij hier om te beschrijven hoe de school trouw was aan zijn eigen traditie: klassikaal onderwijs in de gebruikelijke schoolvakken, gecombineerd met fysieke inspanning op het sportveld. Een van Willie’s sportieve hoogtepunten vindt plaats in februari 1905: een voetbalwedstrijd bij het afscheid van Charles Pryer, zijn Engelse leraar.

Opgericht in 1820 in Veur, is kostschool Noorthey midden negentiende eeuw de kraamkamer van de Nederlandse veldsport als gevolg van een bewust onderwijsprogramma van oprichter Petrus de Raadt (1796-1862) en zijn opvolger Johannes Hendrik Kramers (1823-1897). Naast het traditionele klassikale onderwijs worden sporten als cricket, hockey en voetbal beoefend.

Dat gebeurt onder leiding van Engelse native speaker-leraren, zij het met soms (jarenlange) tussenpozen, afhankelijk van de bekwaamheden en interesse van de betreffende docent. In 1882 wordt de school gesloten na de zelfmoord van
een leerling, die ouders ertoe brengt hun kroost van Noorthey af te halen of er niet meer aan te melden.

Maar in 1888 volgt een doorstart op de buitenplaats Groot-Stadwijk aan de Leidscheweg in Voorschoten, met een bescheiden aantal van vijf leerlingen.[1] Bij aanvang van het cursusjaar 1889-1890 heeft de kostschool er al dubbel zoveel en dat is genoeg om op 4 oktober 1889 de Sportclub Noorthey op te richten.

De jongens oefenen op een ‘aan de overzijde van de straatweg gelegen goed voetbalveld’. Als vanaf 1893-1894 tijdens het directeurschap van dr. Johannes Wilhelmus Lely (1852-1923) de leerlingenpopulatie fiks toeneemt, beginnen de jongens samen met enkele leraren ook wedstrijdvoetbal te spelen. Uit en thuis matchen ze vriendschappelijk tegen clubs uit de omgeving, zoals Concordia en V.V. ‘Gymnasium’ uit Delft, Ajax uit Leiden en de lagere elftallen van H.B.S. en H.V.V. uit Den Haag. In een boekje van de ‘pers- en propagandacommissie’ van de Nederlandsche Voetbal Bond ter stimulering van voetbal op scholen schrijft Lely in februari 1899:

‘Reeds bijna 6 jaren werd op Noorthey het voetbalspel geregeld beoefend, en wel voornamelijk des Woensdags, Zaterdags en Zondags, van 2 tot 4 uur. De invloed van het spel op den geest der school was zeer gunstig. De jongens werden flink
en gehard, en leerden goed met elkaar omgaan. De studie der leerlingen leed door het spel in het geheel niet. Was er ’s middags gespeeld, dan werd er ’s avonds rustig en goed gewerkt.’ [2]

Willie Schimmelpenninck van der Oye en Thomas Scott Hamilton ‘Tommy’ Martin in 1904-1905, allebei 14-15 jaar oud, op hun kostschoolkamer met de 22-jarige leraar Duits Karl Heinrich Wilhelm Vogelbruck. Bron: Collectie Stichting Duivenvoorde.

Groepsfoto van de voetballers van de Voorschotensche Sportclub Noorthey, bij elkaar in 1900-1901. Staand van links naar rechts: Henry Edwin Hale (docent Engels). Duco Henri Scholten, jonkheer Theodore Louis Lambert ‘Dorrie’ Prins, jonkheer Constant Willem Feith, Johannes Jacobus ‘Jan’ Tim, Henri François Marie Elisa ‘Hendrik’ graaf van Limburg Stirum, Marnix Cremer, ‘Martinus’ Cornelis Philipse, ‘Bernard’ Gertrudus van Heyst, ‘Emile’ Ernest Menten, Henri Lucas Boissevain, William Boissevain en jonkheer Paulus Andries ‘Paul’ van Eijs. Voorste rij: Hendrik Luden, Maximiliaan Gustaaf Adolf van Stockum, ‘Eduard’ Constantin Lely, Johannes Mattheus ‘Jan’ van Kempen, ‘Willem’ Hubert Paul van Rijck, Johannes ‘Jan’ Addink en Godard ‘Adriaan’ Hendrik Jules graaf von Aldenburg Bentinck. Bron: Collectie Stichting Duivenvoorde.

Willie en Pryer naar Noorthey
Als Willie Schimmelpenninck van der Oye op 3 september 1901 naar Noorthey komt, is hij niet alleen de zoon, maar ook de opvolger van zijn vader Alexander Willem (1859-1914), die op de school zat tussen 1870 en 1876, net als drie broers-jonkheren van zijn oma’s familie Steengracht. Willie’s moeder Cornelia Elisabeth van Heemstra overlijdt in december 1901 op 33-jarige leeftijd tijdens een verblijf in het Duitse Schwarzwald, en mogelijk was haar zwakke gezondheid de reden van Willie’s plaatsing op Noorthey. [3]

In correspondentie met zijn jongere zus Ludolphine Henriëtte ‘Ludo’ (1891-1965) meldt Willie in zijn eerste jaren regelmatig iets over zijn sportieve activiteiten.

In de late zomer van 1902: ‘I must go and play cricket’, en in februari 1903: ‘one boy has got “Lewater” [een ‘voetbalknie’] and won’t be able to play football any more, it is such a pity as it was one of the best players’. Het is duidelijk dat de jongens ook worden gestimuleerd om hun vaardigheid in de vreemde talen te oefenen in
correspondentie met thuis. Op 5 augustus 1903 meldt de Nederlandsche Staatscourant dat bij Koninklijk Besluit van 24 juli ‘no. 82’ aan Charles Edward Pryer, geboren in Londen op 13 oktober 1877, vergunning is verleend ‘tot het geven van hooger onderwijs aan eene bijzondere inrichting van hooger onderwijs te Voorschoten’. Hij staat ingeschreven bij die gemeente en wordt op Noorthey de nieuwe Engelse leraar, als opvolger van Henry Edwin Hale.

Met de komst van Pryer gaat vooral het voetbal in een ouderwets hoge versnelling. Eind september 1903 al wordt er in Voorschoten als opening van een echt voetbalseizoen gespeeld tegen de Haagse ‘Openbare Handelsschool’, dat zijn leerlingen-spelers betrekt uit bekende clubs als H.V.V., U.V.V. Utrecht en R.A.P.
Amsterdam. Het club-‘costuum’ van Noorthey bestaat uit een donkere broek, met daarboven een shirt waarvan de ‘borst- en rugzijde roode en zwarte helften heeft’. Volgens het verslag in Het Sportblad golft het spel op en neer, maar, hoewel een gelijkspel ‘de verhouding juister weergegeven [zou] hebben’, winnen de Hagenaars met 2-3. [4]

De meest opvallende speler bij de Voorschotense kostschool is de aanvaller Constant Willem Feith (1884-1958), telg uit een Haagse aristocratenfamilie met meerdere sportende broers, die op Noorthey verblijft van september 1898 tot juli 1904. Hij voetbalt in het seizoen 1902-1903 bij Ajax Leiden en daarna bij het grote Haagse H.V.V. Hij gebruikt daarbij schuilnamen om Noorthey-directeur Lely’s protestants-christelijke verbod van voetbal op zondag te omzeilen. Bij Ajax speelt hij als Van Bijleveld en bij H.V.V. als ‘Tavebrello’, een pseudo-Italiaans anagram van ‘voetballer’. Bij de Hagenaars wordt hij al gauw een veel scorend ‘kanon’ dat tot 1920 met tientallen doelpunten per jaar bijdraagt aan de successen van de club. Hij komt uit voor het Nederlands elftal in acht interlands in 1906-1912 waarin hij, dan verdediger, toch tweemaal scoort.

Ondertussen op Noorthey
Noorthey speelt op zaterdag 24 oktober 1903 nog tegen Ajax Leiden. Alleen de uitslag is bekend, want Willie meldt een dag later aan zijn zus Ludo het resultaat als een 5-2 verlies. [5] Hij vertelt ook dat meester Boutens de vrijdag daarvoor heeft ‘cassé sa jambe’ (zijn voet of been heeft gebroken). Van de latere dichter Pieter Cornelis Boutens (1870-1943), docent klassieke talen op Noorthey tussen 1894 en 1904, is bekend dat hij een aangeboren voetafwijking had. Zo af en toe voetbalt hij mee in oefenpartijtjes, maar erg goed gaat het hem niet af.

Half januari 1904 wordt Charles Pryer gekozen tot president van de voetbalclub [6], in een bestuur waarin ook zitting hebben: Cornelis Sandberg tot Essenburg als penningmeester-secretaris en eerste captain, Maximiliaan Gustaaf Adolf van Stockum als tweede captain en Henri Bernard François Jacob de Roo en Eduard Lely, de 17-jarige zoon van de directeur, als ‘dagelijksch bestuur’. Directeur Lely zelf belooft ter vergadering alles in het werk te stellen om behulpzaam te zijn bij de verdere progressie van het Noorthey-‘footballspel’.

Het elftal van Noorthey speelt in februari-maart 1904 nog drie wedstrijden. Constant Feith speelt, naast zijn gewaardeerde bijdragen bij H.V.V., nog steeds mee in dit schoolelftal. Op het ‘prachtig veld te Voorschoten’ wordt H.B.S. uit Leiden twee keer opgerold, met 6-1 en 3-0. Constant is ‘als altijd de ster van het veld’. In Rotterdam wordt tussendoor op zaterdag 5 maart met 2-2 gelijk gespeeld tegen Rapiditas. [7]

Het is niet waarschijnlijk dat Willie in dit schooljaar als 14-jarige met het instituutsteam meespeelt. Hij figureert niet in de beschikbare verslagen en ook niet op de elftalfoto uit deze periode. Wel zit hij bij de groep Noorthey-leerlingen die een aantal keren per week samen met de leraren oefen-voetballen. Medio 1904 schrijft hij aan zijn zus Ludo: ‘Yesterday we played football and just as we were beginning we had a dreadfull shower and had to stop. But afterwards it was quite nice.

De 26-jarige Charles Edward Pryer en vijf broers Lely in 1903-1904, van links naar rechts Willem, Jan (op Noorthey van september 1893 tot mei 1901), Ursul, Eduard en Carel. Bron: Collectie Stichting Duivenvoorde.

Voetbalactiefoto met het team Noorthey op het bij de kostschool gelegen veld in Voorschoten, wellicht geschoten door leraar Guilgault tijdens de match tussen de Noorthey-leerlingen en de ‘Pryer Eleven’ op 27 februari 1905.
Bron: Collectie Stichting Duivenvoorde.

Rond deze tijd gaat Willie met meester Pryer af en toe wat wandelen of fietsen, soms ook met een wisselend groepje andere jongens. In een gedicht dat meester Pryer voor en over hem schrijft, blijkt niet alleen de klik die ze hebben, maar ook hun gezamenlijke liefde voor voetbal. In een brief aan Ludo citeert Willie alle 32 regels, waaronder deze:

‘Really Willie Schimmelpenninck
What a horrid thing to do
Now you’re made me give a promise
That I’ll rhyme a rhyme for you.’
[…]
Shall I mention “vier en dertig”
It[‘s] not a voetball terrein
nor a place to share the orange
or the juicy mandarijn’.

Achter ‘vier en dertig’ staat: ‘our bedroom number’: kennelijk deelt Pryer een kamer met Willie, Tommy Martin, leraar Duits Vogelbruck en wellicht nog wat andere leerlingen, wat hun informele connectie verklaart. Maar in december 1904 meldt Willie zijn zus slecht nieuws: ‘Did I tell you that the nice English master is going away at Christmas. Perhaps he is going to live in the Westeinde went to the Legation; he is the new Vice-Consul instead of Mr. Morland also an old Noordhey master.’ Op 29 december wordt Charles Pryer inderdaad na anderhalf jaar Noorthey uitgeschreven naar Den Haag, waar hij, als opvolger van de vroegere Noorthey-leraar Philip Hough Morland [8], ‘[I]ngevolge Koninklijke machtiging’ is ‘erkend en toegelaten als viceconsul van Groot-Brittannië en Ierland voor ’s Gravenhage en Scheveningen’. [9] De landen aan de overkant van de Noordzee dus, in een functie die vaak handelsbetrekkingen betreft.

Gelukkig is Pryer’s vervanger ook een aardige kerel. Al een dag na zijn aankomst in Voorschoten op 14 januari 1905 noteert Willie dat Joseph Day Eugene Léony ‘Démosthène’ Guilgault (zo heet hij voluit) ‘quite a nice sort’ met ‘rather a nice face’ is, zij het dat hij ‘niet tegen plagen’ kan, iets dat mogelijk te maken heeft met zijn bijzondere naam en vermoedelijk Ierse tongval. [10] Willie is ondertussen
een enthousiaste veldsporter: ‘Yesterday afternoon and this afternoon we played football a simply delirious game (my side won!).’

Het voetbalelftal van de Voorschotensche Sportclub Noorthey, seizoen 1903-1904, met het in de tekst genoemde geblokte shirt. Staand, van links naar rechts: Charles Pryer, Hendrik de Roo, Pieter Gülcher, Emile Menten, Constant Feith, Jan Addink, Eduard Lely en Maximiliaan Gustaaf Adolf van Stockum. Zittend, van links naar rechts: Otto Pierre Nicolas Blom, Willem van Rijck en ‘William’ Hamilton Martin. Bron: Collectie Stichting Duivenvoorde.

Charles komt kort terug
Charles Pryer vertrekt eind december 1904 weliswaar als leraar, maar Den Haag is vlakbij. Op 21 februari komt hij op bezoek bij dr. Lely en de jongens en belooft hij een door hem zelf samengesteld elftal mee te nemen om in Voorschoten een soort afscheidswedstrijd te spelen tegen het Noorthey-team. Op zaterdag 25 februari 1905 is het zo ver. Volgens Willie in een brief aan zijn zus op 27 februari zijn Pryer’s spelers weliswaar enigszins ‘oldish’, maar ook ‘beastly good ones’: vrijwel allemaal zijn ze ‘good players in 1st class elevens’ geweest.

Op basis van de overgeleverde foto’s van de twee teams met daarop de achternamen van de spelers (zie afbeeldingen hieronder) zijn tien van de twaalf gastvoetballers – met Pryer mee dertien – vrij nauwkeurig te identificeren. Ze zijn tussen de 21 en 28 jaar oud en brengen inderdaad een indrukwekkende dosis voetbalervaring mee. Vrijwel allemaal studeren ze in Leiden en een vijftal heeft een aantoonbare staat van dienst bij het plaatselijke Ajax. Verder is er voetbalervaring uit een verder verleden in de jaren negentig, namelijk bij FC Brabantia in Breda, het Arnhemse Vitesse en Z.A.C. Zwolle.

De gastspelers hebben dus overlappende netwerken en de link tussen Charles Pryer en de Leidenaars is vermoedelijk de uit Zuid-Afrika afkomstige en in 1905 in
Leiden studerende Johan Christoffel Roche Pohl (1882-1957), want Willie schrijft dat Pryer en zijn vriend Pohl de voetbalmannen bij elkaar hebben gebracht. Deze Pohl wordt na zijn studie in Oudtshoorn in Zuid-Afrika advocaat en parlementslid en nog later een van de leiders van de Afrikaansche Taalbeweging in Kaapstad.

De ‘two elevens’ zijn gefotografeerd door de nieuwe docent Démosthène Guilgault en organisator Charles Pryer staat op beide elftalfoto’s afgebeeld. Tevreden noemt Willie de prenten per brief ‘[s]uch nice ones’. Hij staat er zelf ook op bij de Noortheyenaren, zij het niet als speler. Hij is gevraagd als scheidsrechter, hoewel hij dat zelf tamelijk belachelijk vindt, ‘as I have never done it before’. Maar iedereen blijft erg aardig en beleefd. Zelfs als hij op het verkeerde moment ingrijpt, zeggen ze: ‘De scheids fluit, dus: stop!’ Zo voelt hij zich erg belangrijk, schrijft hij aan zijn zus, en kan hij de ‘simply ripping’ football match naar een goed einde leiden: ‘Generally it is a difficult part because at the end of the game you’ve got 22 men swearing at you, mais il y encore de bons gens dans le monde.’

Voetbalelftal ‘Pryer’ op 25 februari 1905. Staand van links naar rechts: ? Deen, Jan Anton van Neer, Cornelis Marinus van Drooge, Pieter Rudolph d’Arnaud Gerkens, Lodewijk Adrianus Krol, Anthonij Willem Kamp, Johan Christoffel Roche Pohl en Alfred Johannes Cornelis van Hamel. Zittend: Hendrik Lamberts, Willem Carl van Raadshooven, ? Boeresteijn, Willem Eduard Bok jr. en Charles Edward Pryer. Foto: Démosthène Guilgault. Bron: Collectie Kasteel Duivenvoorde.

Voetbalelftal Noorthey op 25 februari 1905. Staand van links naar rechts: William Martin, Maximiliaan Gustaaf Adolf van Stockum, Willem Lely, Charles Pryer, Willem van Rijck, captain Pieter Gülcher, Hendrik de Roo en jonkheer Paul van Eijs. Zittend: Carel Lely, Jan Addink, Willem Johan Hendrik Hora Siccama, Ursul Lely en Willie Schimmelpenninck van der Oye. Foto: Démosthène Guilgault. Bron: Collectie Kasteel Duivenvoorde

Charles Pryer schrijft een lang en meeslepend ‘inconsequential Record in Rhyme and some Metres’ over de wedstrijd, dat hij opdraagt aan ‘the Boys of Noorthey’. Willie heeft het origineel van het ‘piece of poetry made for me by Mr. Pryer’ in zijn bezit. Hij is er zuinig op, en verzoekt zijn zus Ludo dan ook om niet te vergeten het aan hem terug te sturen ‘next time you write and you must not loose it’.

Pryer heeft een levendige beschrijving geproduceerd, met bijvoorbeeld deze strofen over de eerste helft:

“Well saved, van Ryck!” “Hard luck, old chap!”
“By Jove! the pace is hot.”
“Good, Siccama!” “Now take it through!”
“Goal!” “Goal!” “Good boy!” “Well shot!”

First goal, Noorthey. One – nil the score;
Our breath was coming fast,
We felt the strain, and each one thought:
“This pace will never last.”

But last it did, and every man
Worked hard enough for two,
Now Noorthey’s right had got the ball
And Martin slipped it through.

The score, two – nill and not half-time,
Now try to make it three.
But though each did his level best
Alas ’t was not to be’.

Na 2-0 bij rust komen de bezoekers terug tot 2-2. Vlak voor tijd is er een corner voor het team-Pryer en wordt het nog spannend. Maar de laatste aanvalsgolf slaat Noorthey adequaat af, waarna er verbroedering plaatsvindt ‘over the tea table’ na de wedstrijd.

Deze feestelijke wedstrijd met Pryer betekent niet het laatste contact van Willie met zijn oud-docent. Uit zijn dagboekje over vier weken in april-mei 1905, aanwezig in het archief van Kasteel Duivenvoorde, blijkt dat het Noorthey-elftal ook tijdens het schooljaar 1904-1905 vriendschappelijke matches speelt. Maar jammer genoeg zijn die verder nergens gedocumenteerd. Na een ‘match’ op zaterdag 4 maart 1905 gaat Willie ‘about 3.30’ naar Den Haag om bij Charles Pryer een sigarendoos af te geven die hij op Noorthey heeft achtergelaten. Zaterdag 8 april 1905 schrijft Willie aan Ludo dat de match tegen Ajax met 6-0 verloren ging en een dag later luncht hij met de Noorthey-broers William en Tommy Martin bij Pryer.

Even helaas schrijft Willie in zijn dagboekje in een telegram-achtige stijl zonder veel context, zoals op donderdag 13 april: ‘Play football Pryer without his brother who was expected halftime.’ [11] Op de vrijdag erna: ‘Tomorrow we have a match + are hoping to win.’ Maar dat pakt niet goed uit, zo blijkt een dag later: ‘Match begun allready against Hague men lost 8-2.’ Na een bezoek van Pryer aan Noorthey op 25 april, ontvangt Willie 28 april een ‘pc’ (postcard) van Charles, een detail dat hij kennelijk de moeite waard vindt om te vermelden.

Noorthey’s laatste benen
Met het leerjaar 1905-1906 zet de teloorgang van Noorthey in, met nog maar vijftien leerlingen. Niettemin bereikt Willie op Noorthey zijn sportieve hoogtepunt. Vol trots verzoekt hij Ludo op zaterdag 10 september 1905: ‘Also tell Papa […] that I’ve become Secretaris-Penningmeester van de Football, Cricket en Tennis Club “Noorthey”! Quite grand!’ Als hij een kleine twee weken later schrijft dat ‘Tomorrow we have football match. Mr. Pryer is coming to play’, blijven verdere gegevens onvermeld en onvindbaar. Of er daarna op Noorthey nog een regulier elftal op de been is gebracht: we weten het niet.

De laatst overgeleverde brief van Willie aan zijn zus stamt van 26 november 1905 en betreft zijn oud-docent Engels: ‘I suppose you have heard about poor Mr. Pryer? He is so miserable + down. He came here last Saturday and told us everything.’ Wat er dan ook aan de hand is, het blijft in nevelen gehuld. Naar het verdere verloop van Pryer’s persoonlijke en zakelijke carrière leven moeten we vooralsnog gissen, behalve dat we hem op sportief gebied nog één keer hebben weten te spotten: als lid (‘Ch. A. Prijer’) van de ‘Haagsche Voetbal Vereeniging’. [12]

Het aantal Noorthey-leerlingen loopt in 1906-1907 terug naar dertien. [13] Daarmee nemen ook de inkomsten zodanig af dat de manier waarop directeur Lely ‘zijne school had ingericht’ niet langer bekostigd kan worden, zo schrijft oud-leerling Jan Bijleveld in 1907 in een herdenkingsboekje. Daarbij constateert hij weemoedig: ‘En wellicht is eene school als Noorthey met hare oude tradities en hare leerlingen, bijna uitsluitend uit de eerste families van Nederland, niet meer van onzen tijd, die alles nivelleert.’ [14] De kostschool sluit dan ook definitief in de zomer van 1907.

Baron Willie wordt in 1912 heer van Duivenvoorde, Rozenburg, Voorschoten en Veur en gaat samen met zijn zuster Ludolphine in het kasteel wonen. In zijn werkzame leven is hij jagermeester van Zuid-Holland, kamerheer in bijzondere dienst van koningin Wilhelmina, hoogheemraad van Rijnland en lid van de gemeenteraad van Voorschoten. Na de Tweede Wereldoorlog krijgt Willie minder gewenste bekendheid vanwege zijn wankelmoedige optreden in de oorlogsjaren, dat hem dan noopt zijn aanstelling als jagermeester van de koningin op te geven. Hij overlijdt in Wassenaar op 1 februari 1957.

Het einde van de sportactiviteiten op Noorthey in juni 1907. Bron: Sportkroniek 5, nr. 50 (12 juni 1907): 903.

Met dank aan Hans Warnar voor het toegankelijk maken van het brievenmateriaal en de aanvullende genealogische gegevens

Door Jan Luitzen en Wim Zonneveld

Voetnoten:

  1. Zie voor de geschiedenis van Noorthey: Luitzen, Jan. Vivat! Vivat Noorthey! Een cultuurhistorisch onderzoek naar
    de introductie van cricket, voetbal en lawntennis. Emst, Nederlandse Sportliteratuur Uitgeverij, 2020.
  2. Voetbal op de scholen.’ In: Het Sportblad 8, nr. 41 (12 oktober 1900): 4.
  3. Roos, Thea en Jan de. ‘Baron Willem Schimmelpenninck van der Oye
    en de noodlanding van de L7788.’ Online op: www.tracesofwar.nl (20 mei 2019).
  4. Het Sportblad 11, nr. 40 (2 oktober 1903): 19; de precieze datum blijft in het
    verslag onvermeld.
  5. Uit eenzelfde korte vermelding in Het Sportblad 11, nr. 44 (30 oktober 1903):
    26, blijkt het te gaan om het tweede team van Ajax Leiden.
  6. Zo blijkt uit de notulen van de Sportclub “Noorthey” in het schrift van de
    Vélocipède-club, gedateerd zondag 17 januari 1904.
  7. Het Sportblad 12, nr. 9 (4 maart 1904): 17; Sportkroniek 2, nr. 37 (10 maart
    1904): 580; Het Sportblad 12, nr. 11 (18 maart 1904): 22.
  8. Philip Hough Morland (1873 Abingdon, Oxfordshire – 1949
    Sheepstead, Oxfordshire) wordt volgens de Staatscourant van
    25 maart 1903 toegelaten als viceconsul van Groot-Britannië en
    Ierland voor ’s-Gravenhage en Scheveningen. Morland komt in de
    Voetbal-almanak 1898-1899 voor als aanvoerder van de Sportclub
    Noorthey. Hij speelt in de zomer van 1902 op Clingendael met een
    team van Engelse cricketers tegen ‘All Holland’.
  9. Nederlandsche Staatscourant, nr. 1, Eerste bijvoegsel (1 en 2
    januari 1905).
  10. Démosthène Guilgault wordt geboren op 12 juni 1878 in Dublin, waar
    zijn in Frankrijk geboren vader ‘professor of French’ is. Hij overlijdt
    op 4 maart 1919 in Montreal, Canada, waarnaartoe hij in 1912 is
    geëmigreerd. Hij overlijdt aan een ‘heart attack’’ , waarschijnlijk vlak
    na repatriëring uit Frankrijk, na dienst in de Eerste Wereldoorlog. Zie
    de Census-gegevens van 1911 op de website van de Ierse ‘National
    Archives’.
  11. Volgens Engelse genealogische gegevens heeft Charles een oudere broer Walter George (geboren circa 1875), en drie jongere broers: Thomas
    William (geboren circa 1881), Arthur Edwin (geboren circa 1886) en Frederick James (geboren circa 1890). Maar wie van de vier deze al of niet
    tijdelijk in Nederland verblijvende broer is, blijft vooralsnog onbekend.
  12. Het Sportblad 13, nr. 47 (24 november 1905): 6.
  13. ‘Voorschotens erfgoed: 3000 inwoners 11 kroegen en 3 kostscholen.’ Geraadpleegd op 23 oktober 2016, http://grootvoorschoten.nl/nieuws/
    voorschotens-erfgoed-3000-inwoners-11-kroegen-en-3-kostscholen-1.5102899
  14. Bijleveld, Jan. ‘In memoriam Scholae Noortheyanae, 1820-1907.’ In: Leidsch Jaarboekje 5 (1908): 82-83.

Steunt u onze doelstelling? Geef u dan op als lid van onze vereniging. Hoe meer leden we hebben, des te krachtiger we onze stem kunnen laten horen en onze invloed kunnen uitoefenen bij de gemeente, de politiek en andere belanghebbenden.

De minimale bijdrage bedraagt slechts € 12,50 per kalenderjaar.

Let op
Het is mogelijk dat emails van Vrienden van Voorschoten in eerste instantie in uw spamfolder terecht komen. Houd daarom uw spamfolder goed in de gaten.

Word lid van Vrienden van Voorschoten